Overwegingen
1. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum]. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Nigeria heeft verlaten, omdat hij vreest voor [naam3]. Eiser vreest voor [naam3], omdat hij is gevraagd om mee te doen aan één van hun missies en dit heeft geweigerd. Daarnaast stelt eiser homoseksueel te zijn. Hierdoor vreest eiser ook een onmenselijke behandeling bij terugkeer naar Nigeria.
2. Verweerder heeft de volgende relevante elementen onderscheiden: 1. Identiteit, nationaliteit en herkomst, 2. Valse beschuldiging van moord, 3. Betrokkenheid bij [naam3] en 4. Homoseksuele gerichtheid. Verweerder heeft eisers gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De overige drie relevante elementen heeft verweerder ongeloofwaardig geacht.
3. Eiser voert in beroep aan dat niet aan hem kan worden tegengeworpen dat hij in zijn Dublinprocedure een andere reden van vertrek heeft genoemd. De valse beschuldiging van de dood van een kamergenoot was niet de reden voor eisers vertrek uit Nigeria. Daarom is het niet bevreemdend dat eiser in deze procedure niet uit zichzelf hierover heeft verklaard. Dat eiser langdurig is omgegaan met jongens die lid zijn van [naam3], betekent niet dat hij bepaalde kennis van de islam moet hebben. Bovendien heeft verweerder niet nader onderbouwd hoeveel kennis een jongere die gerekruteerd wordt door [naam3] moet hebben. Eiser heeft bij MediFirst gemeld dat hij slaapproblemen heeft. Hij heeft hier medicatie voor gekregen. Dat eiser zich niet alles kan herinneren over de pogingen tot rekrutering door [naam3], maakt niet dat dit ongeloofwaardig is. Daarbij verwijst eiser naar het rapport Beyond Proof van de UNHCR.Verder stelt eiser dat hij voldoende heeft verklaard over zijn homoseksuele gerichtheid. Daar waar in het besluit en voornemen wordt gesteld dat eiser meer zou moeten verklaren, wordt meer van hem gevraagd dan in WI2019/17 staat. Eiser betwist dat hij meer inzicht moet geven in zijn diepere gevoelens. Eiser is in Nigeria niet veel bezig geweest met relaties. Dat is niet bevreemdend. De verklaring van [naam2] dat eiser zijn verloofde is, moet voldoende zijn.
4. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat eiser door medische problemen niet of niet goed kon verklaren. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
5. Voordat eiser is gehoord, is hij gezien door MediFirst. In het rapport van MediFirst van
4 augustus 2021 staat dat er beperkingen zijn die relevant zijn voor het horen en beslissen. Eiser heeft er moeite mee om exacte data te noemen in zijn asielrelaas. MediFirst geeft als advies om eiser voldoende tijd te geven om de gevraagde informatie terug te halen en data eventueel bij benadering uit te vragen. De rechtbank ziet dat verweerder hiermee in de gehoren rekening heeft gehouden. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat het gehoor onzorgvuldig is geweest.
6. De verwijzing naar een algemeen rapport van de UNHCR maakt het vorenstaande niet anders. Eiser heeft geen (medische) stukken overgelegd die op zijn situatie zien waaruit blijkt dat hij niet gehoord kon worden of dat hij niet uitgebreider kon verklaren dan zoals hij nu heeft gedaan.
7. De rechtbank is van oordeel dat het door verweerder vastgestelde relevante element over de beschuldiging van de moord op een kamergenoot in Nigeria niet (langer) kan worden aangemerkt als relevant element. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
8. Volgens WI 2014/10 is een relevant element een feit dat of omstandigheid die raakt aan tenminste één onderwerp of verhaallijn en in verband staat met vluchtelingschap dan wel artikel 3 van het EVRM.
9. Eiser heeft op zitting verklaard dat de beschuldiging van de moord op een kamergenoot in Nigeria niet de reden was van zijn vertrek uit Nigeria. Daarnaast heeft eiser op zitting verklaard dat hij door deze beschuldiging bij terugkeer naar Nigeria niet vreest voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Daarom is er volgens de rechtbank geen sprake (meer) van een relevant element.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers betrokkenheid bij [naam3] niet geloofwaardig is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
11. Eiser heeft in het Dublingehoor gezegd dat hij Rooms-Katholiek is. Verder blijkt uit het gehoor ook niet dat hij heel veel weet over de islam. Dit maakt de gestelde rekrutering door [naam3] ongeloofwaardig. Dit is namelijk een streng islamitische organisatie. Bovendien heeft eiser later verklaard een sjiitische moslim te zijn. Verweerder heeft dit opmerkelijk kunnen vinden, want de overgrote meerderheid van Nigeria is soennitisch. De sjiitische stroming komt wel voor, maar met name in een regio in een andere staat dan waar eiser vandaan komt. Daarbij komt dat [naam3] een soennitische organisatie is, die aanslagen pleegt op sjiitische bijeenkomsten. Dat eiser stelt niet meer te weten dan wat hij op de islamitische school heeft geleerd, maakt het vorenstaande niet anders. Dat de jongens die lid zijn van [naam3] dezelfde opleiding hebben gevolgd als eiser en dus ook niet meer kennis hebben van de islam, maakt niet dat het geloofwaardig is dat eiser is benaderd door [naam3]. Het is immers aan eiser zelf om dit aannemelijk te maken door bewijsstukken over te leggen en als deze er niet zijn, dit aannemelijk te maken door hierover geloofwaardige verklaringen af te leggen. Daarin is eiser niet geslaagd.
12. Verder heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser summier en bevreemdend heeft verklaard over de wijze van rekrutering door [naam3]. Daarbij komt dat eiser weinig details kan geven over een incident dat veel impact op hem heeft gehad. Ook het feit dat eiser zich pas na twee jaar hoefde te bewijzen is bevreemdend.
Verder heeft eiser heel summier verklaard over de bedreigingen. Dat de summiere verklaringen geheel te wijten zijn aan eisers medische beperkingen, wordt niet gevolgd. Hierover heeft rechtbank al een oordeel gegeven in rechtsoverwegingen 4 tot en met 6.
13. Tot slot heeft verweerder ook de gestelde aanval op een meisjesschool terecht ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft tegenstrijdig verklaard over het moment van de missie. Ook heeft eiser tegenstrijdig verklaard over of hij door [naam3] wel of niet bewapend is.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde homoseksuele gerichtheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
15. Allereerst heeft verweerder ten nadele van eiser kunnen betrekken dat eiser pas tijdens het nader gehoor over zijn geaardheid heeft verklaard.
16. Bij het onderzoek naar de geloofwaardigheid van eisers homoseksuele gerichtheid heeft verweerder WI 2019/17 als uitgangspunt genomen. Deze werkinstructie gaat over het horen en beslissen in zaken waarin LHBTI-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd. Volgens WI 2019/17 moet verweerder bij de beoordeling rekening houden met de omstandigheid dat het voor een vreemdeling niet mogelijk is om met sluitend bewijs aannemelijk te maken dat hij LHBTI is. De enkele stelling van de vreemdeling dat hij LHBTI is, is echter ook niet voldoende. Verweerder maakt een individuele afweging die onderdeel is van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling overeenkomstig WI 2014/10 (inhoudelijke beoordeling asiel). Het is aan de vreemdeling om de gestelde homoseksuele gerichtheid tegenover verweerder aannemelijk te maken. Volgens de werkinstructie ligt het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Uit WI 2019/17 volgt verder dat verweerder bij de beoordeling rekening houdt met de persoonlijkheid en achtergrond van de vreemdeling. Elke vreemdeling heeft immers een eigen referentiekader op basis van onder andere opleiding, culturele achtergrond en levensfase. Volgens WI 2019/17 betrekt verweerder bij het horen en de daaropvolgende beoordeling in ieder geval de volgende thema’s:
- privéleven;
- huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van LHBTI groepen;
- contact met LHBTI’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie;
- discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst.
17. De rechtbank acht de in WI 2019/17 neergelegde gedragslijn van verweerder redelijk. Verweerder heeft eiser conform WI 2019/17 gehoord. Eiser heeft op verschillende gebieden oppervlakkig verklaard. Verweerder heeft dit uitgebreid gemotiveerd in het voornemen en het bestreden besluit. Zo blijft eiser veel hangen in algemeenheden en geeft hij weinig inzicht in hoe hij erachter is gekomen dat hij homoseksueel is. Eiser heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij is omgegaan met het ontbreken van gevoelens voor meisjes of jongens voordat hij op zijn 24e achter zijn geaardheid is gekomen. Ook geeft eiser geen inzicht in hoe hij tot de conclusie is gekomen om de negatieve houding van zijn religie ten opzichte van zijn geaardheid naast zich neer te leggen. Het is aan eiser om met zijn verklaringen inzicht te geven in zijn persoonlijke beleving, waarin hij niet in is geslaagd.
18. Eiser heeft weliswaar kennis van het COC en Rainbow Nederland, maar dit is onvoldoende om zijn gestelde seksuele gerichtheid geloofwaardig te achten. Eisers gestelde relatie met [naam2] is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Eiser heeft weliswaar twee e-mails van [naam2] aan het dossier toegevoegd, maar deze e-mails zijn kort, weinig persoonlijk en hieruit blijkt niet expliciet dat deze door [naam2] zijn geschreven. Daarnaast heeft eiser vrij oppervlakkig verklaard over zijn gevoelens voor [naam2]. Er mag van eiser worden verwacht dat hij hier meer over kan verklaren, aangezien eiser zelf stelt dat hij een langdurige en serieuze relatie met [naam2] heeft. Daarin is hij niet geslaagd.
19. Het beroep is ongegrond.
20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.