ECLI:NL:RBDHA:2022:8167
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J. Visschers, had een aanvraag tot vaststellen van rechtmatig verblijf op grond van het EU-recht ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen in een besluit van 12 januari 2022. Dit primaire besluit werd in een bestreden besluit van 28 maart 2022 gehandhaafd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het beroep op 4 augustus 2022 behandeld. Tijdens deze zitting was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. M.S. Yap. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak van dezelfde rechtbank in een andere zaak (NL22.7250) op dezelfde dag, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter, mr. A.C.J. van Dooijeweert, heeft in zijn beslissing ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.