ECLI:NL:RBDHA:2022:8226

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5446
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring voor sociale huurwoning op basis van passendheid en gemeenschappelijk huishouden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande moeder met een dochter met een ernstige meervoudige beperking, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning, omdat zij vond dat haar huidige woning niet geschikt was voor de zorg die zij aan haar dochter moest verlenen. De aanvraag werd echter afgewezen omdat de dochter niet op hetzelfde adres stond ingeschreven als eiseres en er geen duurzaam gemeenschappelijk huishouden werd gevoerd. Eiseres voerde aan dat de afwijzing onterecht was, omdat haar dochter in een instelling voor 24-uurszorg verbleef en alleen in het weekend en tijdens vakanties bij haar moeder was. Eiseres deed ook een beroep op de hardheidsclausule en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat de woning van eiseres passend was voor haar huishouden. De rechtbank stelde vast dat er geen gemeenschappelijk huishouden was, zoals vereist door de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet verplicht was om de belangen van de dochter mee te wegen bij de beslissing. Bovendien werd vastgesteld dat er geen inbreuk werd gemaakt op het recht op familie- en gezinsleven van eiseres, aangezien dit recht geen garantie biedt voor woonruimte. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekende dat de gemeente geen urgentieverklaring hoefde te verstrekken en geen kosten hoefde te vergoeden voor de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5446

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.S. Nizamoeddin),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: C.R. Kross).

Procesverloop

Bij besluit van 31 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 13 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 5 augustus 2022 via een videoverbinding. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft bij verweerder een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning aangevraagd. Eiseres heeft drie kinderen. Haar jongste dochter heeft een ernstige meervoudige beperking en verblijft doordeweeks in een instelling voor 24-uurszorg. Eiseres wil een huurwoning die geschikt is om haar dochter in het weekend en tijdens de vakanties te laten verblijven en te verzorgen.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de dochter geen duurzaam gemeenschappelijk huishouden voert met haar moeder, zus en broer en niet op hetzelfde woonadres in de Basisregistratie personen (BRP) is ingeschreven. Ook vindt verweerder dat er voor eiseres andere mogelijkheden zijn om het huisvestingsprobleem op te lossen. Zij kan bijvoorbeeld een vrije sector woning huren.
Wat vinden partijen in beroep?
3.1
Eiseres voert in beroep – kort samengevat – het volgende aan. In de huidige woning wordt het voor eiseres steeds moeilijker om haar opgroeiende dochter de benodigde zorg te verlenen. De dochter is rolstoelafhankelijk en voor haar verzorging is een tillift noodzakelijk. De huidige woning kan hierop niet worden aangepast. Eiseres heeft daarom in een eerder stadium hulp gezocht bij verweerder in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en/of Jeugdwet 2015. Eiseres heeft een verhuiskostenvergoeding onder voorwaarden gekregen. Daarom is zij nu op zoek naar een geschikte woning. Verweerder heeft de belangen van de dochter van eiseres ten onrechte niet meegewogen bij het bestreden besluit. Omdat eiseres een uitkering ontvangt is het financieel niet haalbaar om een vrije sector woning te huren. Ook heeft zij de zoektocht naar een aangepaste woning moeten staken door een mishandeling. Eiseres doet een beroep op de hardheidsclausule en artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
3.2
Verweerder blijft bij het bestreden besluit. Wel heeft verweerder ter zitting toegezegd de situatie van eiseres en haar dochter nogmaals onder de aandacht te zullen brengen van de uitvoerende afdeling van de Wmo 2015 en/of Jeugdwet 2015.
Wat zijn de regels?
4. De regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder bij zijn bevoegdheid tot het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt. De rechtbank moet het bestreden besluit daarom terughoudend toetsen. De hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat een restrictief beleid van verweerder ter zake van urgentieverklaringen niet onredelijk is te achten, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is. [1]
De afwijzing van de aanvraag
6.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres en haar dochter niet op hetzelfde adres staan ingeschreven in de BRP. Dit is door eiseres ook niet betwist. Ook staat vast dat haar dochter in een instelling voor 24-uurszorg woont en alleen vanaf vrijdagmiddag tot vrijdagochtend en in de vakanties bij haar moeder verblijft. Dat betekent dat eiseres en haar dochter geen gemeenschappelijk huishouden voeren als bedoeld in artikel 1.2.1, eerste lid, van de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019. Daarom hoefde verweerder, anders dan door eiseres is gesteld, de belangen van haar dochter niet mee te wegen bij het bestreden besluit. Verweerder heeft kunnen concluderen dat de woning van eiseres passend is voor haar huishouden. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres om deze reden af kunnen wijzen.
6.2
Omdat verweerder heeft kunnen concluderen dat de woning van eiseres passend is voor haar huishouden, behoeft de subsidiaire afwijzingsgrond dat er sprake is van een huisvestingsprobleem dat door eiseres redelijkerwijs had kunnen worden voorkomen of op een andere wijze kan worden opgelost als bedoeld in artikel 4:5, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019, geen bespreking meer. Daarom komt de rechtbank niet meer toe aan de stellingen van eiseres dat het voor haar financieel niet haalbaar is een woning in de vrije sector te huren en dat zij haar zoektocht naar een aangepaste woning heeft moeten staken door een mishandeling.
De hardheidsclausule
7. De rechtbank is niet gebleken van feiten of omstandigheden die met zich brengen dat verweerder niet zonder een nadere motivering kon weigeren toepassing te geven aan de hardheidsclausule. Het betoog van eiseres slaagt niet.
Het recht op familie- en gezinsleven
8. De rechtbank is tot slot van oordeel dat door het bestreden besluit geen inbreuk wordt gemaakt op het recht op familie- en gezinsleven van eiseres. Het recht op familie- en gezinsleven van artikel 8 van het EVRM houdt geen recht op woonruimte in. [2] Dat betekent dat op verweerder op grond van deze bepaling geen verplichting rust er zorg voor te dragen dat eiseres en haar dochter in een voor hun passende woning kunnen wonen. Het betoog van eiseres slaagt niet.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder geen urgentieverklaring hoeft te verstrekken aan eiseres. Verweerder hoeft ook de kosten die eisers heeft gemaakt voor deze procedure niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage

Huisvestingsverordening Den Haag 2019
Artikel 4:5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
(..)
c. de aanvrager kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
(...)
Artikel 7:3 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019
Artikel 1.2.1 Huishouden urgentieverklaringen
1. Bij de indeling in een urgentiecategorie wordt gekeken naar de samenstelling van het huishouden vóór of bij het ontstaan van het huisvestingsprobleem. Tot het huishouden worden de leden van het huishouden meegerekend indien deze op het moment van de aanvraag:
a. een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren;
b. op hetzelfde woonadres in de BRP staan ingeschreven; en
c. gezamenlijk naar een ander adres dienen te verhuizen.
(..)
3. Een urgentieverklaring kan niet worden toegewezen aan een huishouden dat bij het ontstaan van het huisvestingsprobleem nog geen duurzaam gemeenschappelijk huishouden voert.
Artikel 2.1.3 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder c, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat redelijkerwijs te voorkomen is of op andere wijze op te lossen is, indien de aanvrager:
a. niet alles wat redelijkerwijs tot diens mogelijkheden behoort heeft gedaan om het huisvestingsprobleem te voorkomen of op te lossen;
(..)

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:628).
2.Zie het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 18 januari 2001, Chapman tegen het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2001:0118JUD002723895.