ECLI:NL:RBDHA:2022:8226
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag urgentieverklaring voor sociale huurwoning op basis van passendheid en gemeenschappelijk huishouden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande moeder met een dochter met een ernstige meervoudige beperking, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning, omdat zij vond dat haar huidige woning niet geschikt was voor de zorg die zij aan haar dochter moest verlenen. De aanvraag werd echter afgewezen omdat de dochter niet op hetzelfde adres stond ingeschreven als eiseres en er geen duurzaam gemeenschappelijk huishouden werd gevoerd. Eiseres voerde aan dat de afwijzing onterecht was, omdat haar dochter in een instelling voor 24-uurszorg verbleef en alleen in het weekend en tijdens vakanties bij haar moeder was. Eiseres deed ook een beroep op de hardheidsclausule en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat de woning van eiseres passend was voor haar huishouden. De rechtbank stelde vast dat er geen gemeenschappelijk huishouden was, zoals vereist door de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet verplicht was om de belangen van de dochter mee te wegen bij de beslissing. Bovendien werd vastgesteld dat er geen inbreuk werd gemaakt op het recht op familie- en gezinsleven van eiseres, aangezien dit recht geen garantie biedt voor woonruimte. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekende dat de gemeente geen urgentieverklaring hoefde te verstrekken en geen kosten hoefde te vergoeden voor de procedure.