ECLI:NL:RBDHA:2022:8233
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag na inwilliging
In deze zaak heeft eiser op 28 maart 2022 beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 27 juli 2022 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. De rechtbank heeft eiser vervolgens verzocht om te bevestigen of deze inwilligende beslissing aanleiding was om het beroep in te trekken. Eiser heeft echter niet gereageerd, wat de rechtbank interpreteert als een handhaving van het beroep.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank constateert dat verweerder op 27 juli 2022 alsnog op de asielaanvraag heeft beslist, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard, aangezien eiser met zijn beroep niet meer kan bereiken dan wat al is bereikt met het inwilligende besluit.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat, omdat eiser het beroep niet heeft ingetrokken, verweerder op grond van artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.