ECLI:NL:RBDHA:2022:8240
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van teveel ontvangen WW-uitkering door het UWV
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de terugvordering van een teveel ontvangen WW-uitkering. De eiser had in totaal € 18.262,27 teveel ontvangen en werd door het Uwv verzocht dit bedrag vóór 15 oktober 2019 terug te betalen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van het Uwv.
Tijdens de zitting op 21 juli 2022, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J.W. Landman, heeft de rechtbank vastgesteld dat de vordering van het Uwv rechtens onaantastbaar is. De rechtbank verwees naar eerdere besluiten en uitspraken die in het voordeel van het Uwv waren en stelde vast dat eiser geen inzicht had gegeven in zijn financiële situatie, ondanks verzoeken daartoe. De rechtbank oordeelde dat het Uwv bevoegd was tot invordering van het bedrag en dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van het Uwv.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van informatie over de financiële situatie in bezwaarprocedures.