Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam], eiser V-nummer: [nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die op 28 juli 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De maatregel van bewaring werd op 3 augustus 2022 opgeheven, waarna de rechtbank zich moest buigen over de vraag of de bewaring onrechtmatig was en of de eiser recht had op schadevergoeding.
De rechtbank oordeelde dat de beoordeling zich beperkte tot de vraag of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring onrechtmatig was geweest. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht zware gronden had aangevoerd voor de bewaring, waaronder het feit dat de eiser Nederland niet op de voorgeschreven wijze was binnengekomen en dat er een significant risico bestond dat hij zich aan de overdracht zou onttrekken. De rechtbank oordeelde dat de lichte gronden niet gemotiveerd waren betwist door de eiser, waardoor deze vaststonden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen, en werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.