ECLI:NL:RBDHA:2022:834
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met verzoeker uit Libanon
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, afkomstig uit Libanon, had een aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Dit besluit werd genomen op 12 juni 2020. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 1 oktober 2020 ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft vastgesteld dat er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer is, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk werd verklaard. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000.