ECLI:NL:RBDHA:2022:8346

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.16259
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging verblijfsrecht en ongewenstverklaring van een vreemdeling met een strafblad

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarbij de eiser, een Poolse vreemdeling, zijn verblijfsrecht in Nederland betwistte. Eiser was in Nederland 23 keer veroordeeld voor (lichte) strafbare feiten en had een ISD-maatregel van twee jaar opgelegd gekregen. Na afloop van deze maatregel heeft hij opnieuw strafbare feiten gepleegd, wat leidde tot de conclusie van de verweerder dat eiser een actuele en werkelijke bedreiging voor de samenleving vormt. De rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht het verblijfsrecht van eiser heeft beëindigd en hem ongewenst heeft verklaard. Eiser had geen positieve gedragsverandering aangetoond en zijn strafbare feiten vormden een voldoende ernstige bedreiging voor de openbare orde. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de beslissing van de verweerder bevestigd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.16259

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.G.P. de Boon),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.S.H. Orsel).

Procesverloop

In het besluit van 12 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verblijfsrecht van eiser beëindigd en hem ongewenst verklaard.
In het besluit van 21 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser (kennelijk) ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening [1] op 1 juli 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.S. Dobosz, als waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Vrijstelling griffierecht
1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht. De rechtbank willigt dit verzoek in.
Achtergrond van de zaak
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] en is van Poolse nationaliteit. Eiser heeft verklaard in 2010 naar Nederland te zijn gekomen. Hij heeft geen vaste woon- en verblijfplaats in Nederland en verricht in ieder geval sinds 2015 geen (legale) arbeid. Eiser kan niet in zijn eigen levensonderhoud voorzien. Hij heeft geen familie in Nederland. Eiser stelt een zoon te hebben in Polen met wie hij geen contact heeft, maar waarvoor hij geen alimentatie heeft betaald en daarom vreest voor boetes.
2.1
Eiser was ten tijde van het primaire besluit van 12 mei 2021 (tenminste) 23 keer veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten en had hiervoor in totaal meer dan 38 maanden gevangenisstraf opgelegd gekregen. Eiser is op 2 november 2018 veroordeeld door de rechtbank Den Haag tot twee jaar (de maximumduur) plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel). Deze ISD-maatregel is op 1 december 2020 ten einde gekomen.
2.2
Eiser is na de afloop van de ISD-maatregel nog tweemaal veroordeeld volgens het uittreksel Justitiële Documentatie van 6 juni 2021. Op 18 januari 2021 is hij veroordeeld wegens een eenvoudige belediging tegen beroepsbeoefenaars openbaar vervoer, gepleegd op 17 januari 2021. Op 22 maart 2021 is eiser veroordeeld wegens het plegen van een winkeldiefstal op 18 maart 2021. Eiser is daarna op 12 mei 2021 gedagvaard vanwege verdenking van een winkeldiefstal gepleegd op 10 mei 2021.
2.3
Naar aanleiding van de veroordeling van 18 maart 2021 heeft de politie, eenheid Den Haag, op 19 maart 2021 aan verweerder voorgesteld om eisers verblijfsrecht te beëindigen en hem ongewenst te verklaren. Eiser is hier door de politie op 19 maart 2021 over gehoord. Op 12 mei 2021 heeft verweerder conform dit voorstel beslist in het primaire besluit.
Standpunt van verweerder
3. Verweerder heeft het verblijfsrecht van eiser beëindigd omdat zijn persoonlijke gedrag een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging van een fundamenteel belang van de samenleving vormt. Nu eiser niet heeft aangetoond dat hij sinds 2009/2010 in Nederland verblijft, gaat verweerder ten aanzien van eisers verblijfsduur uit van zijn eerste contact met de politie op 15 december 2011. Dat is minder dan tien jaar omdat de periode van gevangenschap niet meetelt voor de opbouw van het verblijfsrecht. Eiser heeft in totaal, inclusief de ISD-maatregel, meer dan 38 maanden aan gevangenisstraf opgelegd gekregen. Gelet op eisers verblijf in combinatie met de totale duur van zijn gevangenisstraffen heeft verweerder eisers verblijf beëindigd. Verweerder heeft eiser ongewenst verklaard conform artikel 67, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw [2] omdat eiser is veroordeeld voor een of meer misdrijven waarvoor de maximale gevangenisstraf drie jaren of meer is. Dat besluit is niet in strijd met artikel 8 EVRM [3] .
Waar ziet het geschil op?
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat hij een actuele en werkelijke, voldoende ernstige bedreiging vormt voor de samenleving en dat het besluit daarom onzorgvuldig is voorbereid.
Vormt eiser een actuele en werkelijke bedreiging?
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij sinds de ISD-maatregel een positieve gedragsverandering laat zien en dat er sprake is van een afname van de ernst en frequentie van de gepleegde feiten. Eiser heeft deze positieve gedragsverandering geenszins onderbouwd, en gelet op de feiten die na het opleggen van de ISD-maatregel zijn gepleegd kan de rechtbank dit ook niet afleiden uit het dossier. Desgevraagd ter zitting heeft eiser bevestigd dat er geen stukken zijn ingebracht die deze stelling onderbouwen. De beroepsgrond dat verweerder rekening had moeten houden met deze omstandigheden kan dus niet slagen. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser een actuele en werkelijke bedreiging vormt.
Vormt eiser een voldoende ernstige bedreiging?
6. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd dat de gepleegde misdrijven op zichzelf of los bezien een voldoende ernstige bedreiging vormen omdat de feiten waarvoor hij is veroordeeld niet dermate ingrijpend zijn dat hij om die reden een zodanige bedreiging vormt. Er zijn gevangenisstraffen opgelegd omdat er wegens zijn persoonlijke omstandigheden geen andere opties waren qua strafmodaliteiten, maar de straffen zijn qua hoogte lager dan volgens de oriëntatiepunten van de LOVS [4] .
Verweerder heeft voorts niet dan wel onvoldoende gemotiveerd toegelicht hoe zijn standpunt dat eiser, gelet op het aantal onherroepelijke gevangenisstraffen in zeer korte tijd, een zodanige bedreiging voor de samenleving vormt, zich verhoudt tot de omstandigheid dat het Openbaar Ministerie niet opnieuw een ISD-maatregel heeft gevorderd. Verweerder heeft in de motivering daarmee niet voldaan aan de vereisten van het toetsingskader dat door de Afdeling [5] is gegeven in de uitspraak van 18 juni 2013 [6] .
Met de algemene tegenwerping aan eiser, dat hij als veelpleger overlast en maatschappelijke schade teweegbrengt heeft verweerder ten onrechte niet nader geconcretiseerd dat en waarom het effect daarvan zodanig ingrijpend is dat een fundamenteel belang van de samenleving op het spel staat en evenmin welke schade eiser aldus heeft veroorzaakt.
6.1
De rechtbank stelt voorop dat er overeenkomstig paragraaf 3.2 van de Richtsnoeren van de Commissie bij Richtlijn 2004/38/EG en het arrest Polat [7] aanleiding kan bestaan om een gevaar voor de openbare orde aan te nemen als de vreemdeling veelvuldig is veroordeeld voor licht strafbare feiten en hij om die reden onveiligheid, overlast en maatschappelijke schade teweegbrengt. Het gaat om de vraag of een veelvoud van kleinere strafbare feiten, die elk op zichzelf geen reden kunnen vormen om aan te nemen dat een werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving bestaat. De nationale autoriteiten moeten dit aantonen en bij hun beoordeling met name rekening houden met de aard van de strafbare feiten, het aantal strafbare feiten en de veroorzaakte schade. Het feit dat een persoon meermaals is veroordeeld, is op zichzelf niet voldoende.
6.2
De rechtbank stelt vast dat eiser volgens het uittreksel Justitiële Documentatie van 11 mei 2021 inmiddels 23 keer onherroepelijk door de Nederlandse strafrechter is veroordeeld tot voornamelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Deze variëren van één dag tot een paar weken voor verschillende delicten, zoals diefstal, vernieling, mishandeling en belediging. Uiteindelijk is een ISD-maatregel van twee jaar opgelegd. Deze maatregel wordt opgelegd ter beveiliging van de maatschappij en met als doel om de recidive te doen stoppen. Ook nadat de ISD-maatregel op 1 december 2020 ten einde was gekomen is eiser binnen een half jaar tweemaal veroordeeld voor een strafbaar feit. Eiser heeft veelvuldig en ook recent strafbare feiten gepleegd, waarbij verweerder heeft benoemd dat die delicten hinder veroorzaken en overlast geven en leiden tot gevoelens van angst in de samenleving. Bovendien veroorzaken ze maatschappelijke schade.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat het geheel van omstandigheden voldoende aanleiding kon vormen voor verweerder om eiser aan te merken als een voldoende ernstige bedreiging, waarbij verweerder dit conform de Richtsnoeren heeft gemotiveerd. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat het binnen zes maanden na het eindigen van de ISD-maatregel opnieuw vorderen van een ISD-maatregel niet voor de hand ligt, omdat deze maatregel is bedoeld als ultimum remedium en in het geval van eiser niet het gewenste effect heeft gehad, namelijk om de recidive te doen stoppen. De nieuwe strafbare feiten zijn wederom gepleegd in relatie tot alcoholmisbruik. Er niet gebleken dat de situatie na de oplegging van de ISD-maatregel is gewijzigd. Toentertijd heeft de strafrechter overwogen dat de veiligheid van goederen door de gedragingen van eiser in het geding is en dat met de ISD-maatregel ook de maatschappij beschermd moet worden.
6.4
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Lopar, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.NL21.8275.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
4.Landelijk Vakinhoud Strafrecht.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 4 oktober 2007, ECLI:EU:C:2007:581.