In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres beoordeeld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 19 januari 2019. De staatssecretaris heeft de redelijke termijn van 21 maanden, zoals vastgelegd in de Procedurerichtlijn, overschreden. Eiseres heeft de staatssecretaris op 27 november 2019 in gebreke gesteld, maar de staatssecretaris heeft pas op 30 juni 2021 een beslissing genomen, die later werd ingetrokken. Eiseres heeft opnieuw in gebreke gesteld op 15 maart 2022, waarna zij beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en legt de staatssecretaris een beslistermijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 200 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank wijst het verzoek om vaststelling van een bestuurlijke dwangsom af, aangezien deze al eerder was vastgesteld. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 379,50 voor haar proceskosten.