ECLI:NL:RBDHA:2022:8400

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.14417
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Bulgarije

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 26 juli 2022, hield in dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling werd genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij niet aan Bulgarije zou worden overgedragen voordat op zijn beroep was beslist.

De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel in deze procedure een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor een eventuele bodemprocedure. De rechter stelde vast dat er sprake was van onverwijlde spoed, gelet op de belangen van verzoeker, die zich in vreemdelingenbewaring bevond. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van verzoeker om de uitkomst van zijn beroep in Nederland af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris bij de overdracht aan Bulgarije. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen.

Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 759 werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing, conform de relevante wetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14417

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.P. Guérain).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen op de grond dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb [2] kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb kan ook in geval van een niet-
kennelijke afdoening uitspraak worden gedaan zonder een zitting te houden wanneer
onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad.
De voorzieningenrechter ziet daartoe aanleiding in dit geval.
4. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter gevraagd de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet zal worden overgedragen aan Bulgarije voordat op zijn beroep is beslist.
5. Het met deze zaak samenhangende beroep gaat over de vraag of ten aanzien van Bulgarije nog wel kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Onder meer is aangevoerd dat sprake is van een bestendige praktijk van
pushbacks. Deze hebben volgens verzoeker niet alleen betrekking op het tegenhouden van vreemdelingen aan de buitengrens.
6. De in beroep opgeworpen rechtsvragen vereisen een grondige beoordeling. Daarvoor leent de voorlopigevoorzieningenprocedure zich niet. Daarbij komt dat er een korte termijn geldt waarbinnen uitspraak moet worden gedaan, gelet op de vreemdelingenbewaring waarin verzoeker zich bevindt. [3]
7. Gelet op wat in beroep is aangevoerd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoeker om de uitkomst van zijn beroep in Nederland af te wachten groter is dan verweerders belang bij overdracht van verzoeker aan Bulgarije.
8. Het verzoek zal worden toegewezen.
9. Er is aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening dat verweerder de overdracht van verzoeker aan Bulgarije
achterwege laat tot een week na bekendmaking van de uitspraak op het beroep met
nummer NL22.14416;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759
(
zevenhonderdnegenenvijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Artikel 28, derde lid, van de Verordening (EU) nr. 604/2013.