ECLI:NL:RBDHA:2022:8408

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.15574
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en risico op ernstige schade bij terugkeer naar Sierra Leone

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, afkomstig uit Sierra Leone, zijn asielaanvraag had ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, stellende dat eiser bij terugkeer naar Sierra Leone geen reëel risico op ernstige schade zou lopen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd was. Eiser had aangevoerd dat hij bij terugkeer naar Sierra Leone vreesde voor ernstige schade, met name door zijn oom, die hem zou kunnen doden tijdens een initiatie bij een geheim genootschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende had onderbouwd waarom eiser geen gevaar zou lopen en dat de door eiser aangedragen bronnen over de risico's van initiaties niet adequaat waren weerlegd. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de vrees van eiser voor een reëel risico op ernstige schade opnieuw moet worden beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15574

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G.B. Belluz).

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Verder heeft verweerder geen reguliere vergunning voor bepaalde tijd verleend als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) gelezen in samenhang met artikel 3.6a, eerste lid, of 3.6ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Ook heeft verweerder geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw aan eiser verleend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij brief van 5 november 2021 heeft de rechtbank – in afwachting van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) over het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021 (in de zaak C-441/19, arrest TQ) – het onderzoek geschorst.
Bij brief van 14 juni 2022 heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om aan te geven of de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1530) van invloed is op de zaak van eiser.
Verweerder heeft dat bij brief van 28 juni 2022 gedaan.
Bij brief van 28 juni 2022 heeft eiser daar weer op gereageerd.
Bij brief van 1 juli 2022 heeft de rechtbank aan partijen gevraagd of zij een nadere zitting nodig vinden en dat als partijen hier niet op reageren, zij het onderzoek zal sluiten en binnen zes weken uitspraak zal doen.
Partijen hebben hier niet op gereageerd zodat de rechtbank het onderzoek op
9 augustus 2022 heeft gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [geboortedatum eiser] en heeft de Sierra Leoonse nationaliteit.
Op 28 januari 2021 heeft hij zijn asielaanvraag ingediend. Daaraan legt hij ten grondslag dat hij in Sierra Leone bij zijn oom woonde. Eiser werd door zijn oom mishandeld. Ook moest hij zich van zijn oom bij een geheime genootschap aansluiten. Een initiatie bij zo’n geheim genootschap kent zware rituelen. Eiser was bang dat hij gedood zou worden bij een initiatie. Bij terugkeer vreest eiser dat hij (door zijn oom) gedood zal worden.
Bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst,
initiatie bij genootschap van oom en vrees hierbij gedood te worden,
mishandeling door oom.
Verweerder vindt deze elementen geloofwaardig. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat uit de verklaringen van eiser niet volgt dat hij kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Volgens verweerder heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Hij heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
Relevante elementen
3. Vast staat dat verweerder de relevante elementen geloofwaardig vindt.
Eiser voert aan dat zijn vader is overleden doordat de oom zijn auto, waar de vader in zat, in brand heeft gestoken. Verweerder heeft dit volgens eiser ten onrechte niet aangemerkt als relevant element. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Volgens de rechtbank ziet dit punt op de zwaarwegendheid van het relaas, die hierna zal worden beoordeeld, en niet op de geloofwaardigheid.
Het geschil
4. In de brief van 28 juni 2022 heeft verweerder aangegeven dat het bestreden besluit gelet op de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2022 deels wordt ingetrokken.
De intrekking ziet op het besluit dat er geen reguliere vergunning voor bepaalde tijd als bedoeld wordt verleend. In de brief van 28 juni heeft eiser aangegeven dat hij het beroep
– voor zover dat ziet op het besluit dat er geen reguliere vergunning voor bepaalde tijd wordt verleend – intrekt. De kwestie van de reguliere vergunning is in dit beroep dus niet langer in geschil.
In geschil is of verweerder de asielaanvraag van eiser ten onrechte heeft afgewezen. Meer in het bijzonder is in geschil of verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiser bij terugkeer naar Sierra Leone geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt. Bij de toetsing van verweerders standpunt is volgens vaste jurisprudentie geen plaats voor een terughoudende toets (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 juli 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ3621). Dit toetst de rechter dus zonder terughoudendheid.
Oordeel rechtbank
Ernstige schade
5. Eiser voert in beroep aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij bij terugkeer naar Sierra Leone geen reëel risico op ernstige schade loopt. Daarbij verwijst eiser naar bronnen waaruit volgt dat jongens tijdens een initiatie worden gedood. Volgens eiser is onvoldoende onderbouwd waarom de door verweerder gebruikte openbare bronnen zwaarder moeten wegen dan de door eiser ingebrachte bronnen.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico op ernstige
schade in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt bij terugkeer naar Sierra Leone. Zij zal hieronder uitleggen waarom.
5.2.
In het voornemen en het bestreden besluit verwijst verweerder naar de volgende algemene bronnen:
- Okay Africa, This documentary shows Sierra Leone's Deep Debul Parade Tradition, van 29 april 2016 (https://www.okayafrica.com/documentary-sierra-leone-debulparade)
- Awoko, Are we Serious about National Prayers and Fasting?, 23 januari 2012
(https://awokonewspaper.sl/are-we-serious-about-national-prayer-and-fasting/).
Hieruit volgt volgens verweerder onder meer dat 80-90% van de Sierra Leoonse bevolking lid is van een (geheim) genootschap. Om jongeren te leren wat het inhoudt volwassen te zijn is een initiatie volgens de genootschappen noodzakelijk. Hierbij ondergaan jongens fysieke proeven en leren vaardigheden die bij ze horen, zoals jagen, oreren en debatteren. Sommige mannengenootschappen voorzien nieuw geïnitieerden van littekens en sommige van deze genootschappen voeren een besnijdenis uit tijdens de inwijding. Volgens verweerder volgt uit deze algemene bronnen niet dat er jongens gedood worden bij een initiatie. De rechtbank heeft deze bronnen erop nageslagen en stelt vast dat deze bronnen niets zeggen over de problemen die eiser stelt te hebben gehad. De bronnen die eiser daarentegen heeft aangedragen (onder andere Sierra Leone’s secret societies mark bodies and minds (bangkokpost.com) gaan daar juist wel over. Volgens deze bronnen worden er jongens gedood worden bij initiaties. Verweerder betwist dat op zich zelf blijkbaar niet, maar hij stelt zich op het standpunt dat de door eiser genoemde bronnen voorbij gaan aan de eigen merites van deze zaak, bijvoorbeeld dat de vader eiser de initiatie tot op heden heeft voorkomen. Verweerder gaat daarbij echter voorbij aan eisers standpunt dat zijn vader door toedoen van zijn oom is overleden en eisers initiatie dus niet meer kan voorkomen. Eiser heeft dit al tijdens het gehoor van 21 juni 2021 (zie pagina 13) verklaard en er ook op gewezen in de correcties en aanvullingen van 22 september 2021 (zie pagina 1). Ook in de gronden van beroep (zie pagina 4) en op de zitting voert eiser dit aan. Op de zitting werpt verweerder pas voor het eerst aan eiser tegen dat hij de dood van zijn vader niet heeft onderbouwd. Verweerder heeft eiser hiermee niet geconfronteerd tijdens de gehoren en hier niet op doorgevraagd. Door hem dit pas tijdens de zitting tegen te werpen, heeft verweerder eiser de kans ontnomen om dit verder toe te lichten en/of te onderbouwen. Daarbij overweegt de rechtbank dat eisers verklaring over de dood van zijn vader past in zijn asielrelaas en vindt zij die verklaring niet op voorhand onaannemelijk.
Verder heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat anderen de initiatie van eiser kunnen voorkomen. Wie dat dan zou(den) moeten zijn, wordt niet duidelijk, zeker niet in het licht van eisers verklaring dat zijn moeder momenteel op een onbekende plek verblijft en hij niet weet waar zij is (zie bijvoorbeeld gronden van beroep pagina 4). Bovendien is het nog maar de vraag of zijn moeder (als vrouw) hem voldoende tegen zijn oom zou kunnen beschermen.
5.3.
In het licht van al het voorgaande vindt de rechtbank het standpunt van verweerder dat eiser geen gevaar loopt omdat zijn oom gedurende zes jaar in hem geïnvesteerd heeft door zijn schoolgeld te betalen, onvoldoende voor het oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer geen risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Daarbij heeft eiser dit standpunt al in de zienswijze gemotiveerd weersproken en uitgelegd waarom verweerder dat verkeerd ziet (zie pagina 5 van de zienswijze), wat hij in beroep heeft herhaald (beroepsgronden onder 8).
5.4.
Verweerder zal daarom nader moeten motiveren waarom hij vindt dat eiser bij terugkeer naar Sierra Leone niet voor zijn oom te vrezen heeft.
5.5.
Deze beroepsgrond slaagt.
Conclusie
6. Het beroep is gegrond.
7. De rechtbank ziet vanwege de omvang van het benodigde herstel geen mogelijk-
heden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, om zelf in de zaak te
voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen. Het bestreden besluit wordt (voor zover dat ziet op de afwijzing van de asielaanvraag) vernietigd en verweerder zal binnen acht weken een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. Verweerder moet dus opnieuw de door eiser gestelde vrees voor een reëel risico op ernstige schade in verband met de problemen met zijn oom en de gevolgen van een mogelijke initiatie beoordelen.
8. Nu verweerder in de brief van 28 juni 2022 al heeft aangegeven de volledige proceskosten (van 2 x € 759,- = € 1518,-) te vergoeden, bestaat er geen aanleiding om hier nogmaals proceskosten toe te kennen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit (voor zover dat ziet op de afwijzing van de asielaanvraag);
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak
een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.W.F. van Deyzen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.