ECLI:NL:RBDHA:2022:843

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
20-9126
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring van verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep in bestuursrechtelijke procedure

Op 11 januari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant uit Irak tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposant had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 29 oktober 2020, maar dit beroep was bij uitspraak van 6 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De opposant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, omdat hij stelde dat het bestreden besluit nooit kenbaar was gemaakt aan hem, aangezien hij op dat moment gedetineerd was in Irak en geen vaste woon- of verblijfplaats had.

Tijdens de zitting op 11 januari 2022 heeft de rechtbank de argumenten van de opposant en de staatssecretaris gehoord. De staatssecretaris gaf aan dat er een fout was gemaakt in het metadateren van stukken, waardoor niet alle relevante documenten aan de rechtbank waren overgelegd. Dit betrof onder andere een mailcorrespondentie en een telefoonnotitie waaruit bleek dat de opposant het bestreden besluit pas op 12 november 2020 had ontvangen. De staatssecretaris gaf aan zich niet te verzetten tegen de gegrondverklaring van het verzet.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opposant tijdig beroep had ingesteld, omdat hij het bestreden besluit pas op 12 november 2020 had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de eerdere buiten-zittinguitspraak ten onrechte was gedaan, omdat het beroep niet-ontvankelijk was verklaard zonder dat dit buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank verklaarde het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek in de zaak werd hervat in de stand waarin het zich bevond voor de buiten-zittinguitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/9126 V (verzet)
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 januari 2022 op het verzet van

[opposant] , uit Irak, opposant

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),

Procesverloop

Opposant heeft tegen de beslissing op bezwaar van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: de staatssecretaris) van 29 oktober 2020 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 6 augustus 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan.
De rechtbank heeft het verzet op 11 januari 2022 op zitting behandeld. Opposant heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de staatssecretaris was mr. [A] aanwezig.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank legt hieronder uit waarom zij tot deze beslissing is gekomen.
2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het beroep te laat, na afloop van de beroepstermijn, is ingediend en dat opposant geen reden heeft gegeven voor de termijnoverschrijding.
3. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
4. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat het bestreden besluit nooit kenbaar is gemaakt aan opposant. Hij had ten tijde van het bestreden besluit geen vaste woon- of verblijfplaats, omdat hij gedetineerd was in Irak. Het was daarom niet mogelijk voor hem om tijdig beroep in te stellen.
5. De staatssecretaris heeft na de uitspraak van 6 augustus 2021 aan de rechtbank te kennen gegeven dat door een fout in het metadateren van stukken, het aan de rechtbank toegestuurde dossier niet alle stukken bevatte. De ontbrekende stukken betreffen een mailcorrespondentie en een telefoonnotitie waaruit blijkt dat opposant het bestreden besluit pas op 12 november 2020 heeft ontvangen. Verweerder heeft op zitting aangegeven zich daarom niet te verzetten tegen gegrondverklaring van het verzet.
6. De rechtbank overweegt dat uit de in beroep overlegde mailcorrespondentie en de telefoonnotitie afdoende blijkt dat het bestreden besluit pas op 12 november 2020 door opposant is ontvangen. Dit betekent dat opposant met het instellen van het beroep op 9 december 2020, tijdig beroep heeft ingesteld.
7. Uit het bovenstaande volgt dat de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, niet-ontvankelijk was. De zaak is daarom ten onrechte zonder zitting afgedaan. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan.
Partijen zijn erop gewezen dat geen rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.