ECLI:NL:RBDHA:2022:8453
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake uitkering Participatiewet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die sinds medio 2021 zonder inkomen is, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Participatiewet, welke door het college van burgemeester en wethouders van Leiden was afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij betalingsachterstanden had bij zijn zorgverzekeraar en verhuurder. Tijdens de zitting op 10 augustus 2022 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk.
De voorzieningenrechter overweegt dat voor het treffen van een voorlopige voorziening op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een spoedeisend belang vereist is. In deze zaak is het oordeel van de voorzieningenrechter voorlopig en bindt het de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen acute financiële noodsituatie is, aangezien verzoeker geen grote huurachterstand heeft kunnen aantonen en zijn zorgpremie blijkbaar tijdig betaalt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen spoedeisend belang is en het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 24 augustus 2022 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.