ECLI:NL:RBDHA:2022:8462
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, een asielzoeker, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 20 oktober 2020 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 28 mei 2021 een verweerschrift ingediend en op 7 juni 2021 de asielaanvraag alsnog ingewilligd. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat, omdat de asielaanvraag is ingewilligd, het beroep wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, op 20 april 2021 was verstreken. Eiser heeft verweerder op 22 april 2021 in gebreke gesteld. Verweerder betwist de geldigheid van deze ingebrekestelling op basis van de Tijdelijke wet opschorting Dwangsommen IND, maar de rechtbank oordeelt dat deze wet onverbindend is voor zover deze de toepassing van artikel 6.2 van de Awb uitsluit voor asielaanvragen. Dit betekent dat de bestuursrechter bevoegd is om kennis te nemen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen terecht is ingediend, omdat de beslistermijn was overschreden. De rechtbank kent eiser een proceskostenvergoeding toe van € 379,50 voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.