ECLI:NL:RBDHA:2022:8462

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.7275
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser, een asielzoeker, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 20 oktober 2020 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 28 mei 2021 een verweerschrift ingediend en op 7 juni 2021 de asielaanvraag alsnog ingewilligd. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat, omdat de asielaanvraag is ingewilligd, het beroep wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, op 20 april 2021 was verstreken. Eiser heeft verweerder op 22 april 2021 in gebreke gesteld. Verweerder betwist de geldigheid van deze ingebrekestelling op basis van de Tijdelijke wet opschorting Dwangsommen IND, maar de rechtbank oordeelt dat deze wet onverbindend is voor zover deze de toepassing van artikel 6.2 van de Awb uitsluit voor asielaanvragen. Dit betekent dat de bestuursrechter bevoegd is om kennis te nemen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen terecht is ingediend, omdat de beslistermijn was overschreden. De rechtbank kent eiser een proceskostenvergoeding toe van € 379,50 voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.7275

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 11 mei 2021 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op
zijn asielaanvraag van 20 oktober 2020.
Verweerder heeft op 28 mei 2021 een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 7 juni 2021 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser alsnog ingewilligd.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Verweerder heeft inwilligend beslist op de asielaanvraag van eiser. Nu hiermee tegemoet is gekomen aan het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, zal het beroep wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. Eiser heeft op 20 oktober 2020 een asielaanvraag ingediend. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 bedraagt de beslistermijn zes maanden. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden in het vierde en het vijfde lid om deze termijn te verlengen. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 20 april 2021 een beslissing had moeten nemen. Op 22 april 2021 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat, gelet op de Tijdelijke wet opschorting Dwangsommen IND (Tijdelijke wet) zoals deze van toepassing was van 11 juli 2020 tot 10 juli 2021 de ingebrekestelling van 22 april 2021 niet geldig is, en het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
4. De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022, [1] dat artikel 1 van de Tijdelijke wet, zoals van toepassing van 11 juli 2020 tot 10 juli 2021, onverbindend is voor zover daarin bepaald is dat artikel 6.2, aanhef en onder b, van de Awb niet van toepassing is op besluiten op aanvragen tot het verlenen van een asielvergunning. Dat betekent dat de bestuursrechter bevoegd is om kennis te nemen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een asielaanvraag en daarmee dat de ingebrekestelling op rechtsgevolg is gericht.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep niet tijdig beslissen terecht is ingediend, omdat de wettelijke beslistermijn op 20 april 2021 is verstreken en de ingebrekestelling van
22 april 2021 geldig is. Omdat eiser wel terecht beroep niet tijdig beslissen heeft ingesteld, ziet de rechtbank aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50
(driehonderdnegenenzeventig euro vijftig eurocent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.