ECLI:NL:RBDHA:2022:8476
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M. van Paridon
- V.A. Paul
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijzondere bijstand in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in Den Haag woont, had een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van fysiotherapie, welke door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag was afgewezen. Het primaire besluit dateert van 16 mei 2022, en het bestreden besluit, waarin het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard, volgde op 20 juni 2022. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 1 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter de situatie van verzoeker beoordeeld. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat werd toegewezen gezien zijn financiële situatie. De voorzieningenrechter benadrukte dat voor het treffen van een voorlopige voorziening onverwijlde spoed vereist is, en dat er sprake moet zijn van een dreigende onomkeerbare situatie. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker voldoende middelen heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien en dat er geen acute noodsituatie was die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, ondanks de erkenning dat het bestreden besluit onrechtmatig was. Verweerder had toegezegd een nieuw besluit te nemen waarin inhoudelijk op de bezwaren van verzoeker zou worden ingegaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker het nieuwe besluit op bezwaar kon afwachten en dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.