ECLI:NL:RBDHA:2022:8476

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
22/4076
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijzondere bijstand in het kader van de Participatiewet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in Den Haag woont, had een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van fysiotherapie, welke door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag was afgewezen. Het primaire besluit dateert van 16 mei 2022, en het bestreden besluit, waarin het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard, volgde op 20 juni 2022. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 1 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter de situatie van verzoeker beoordeeld. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat werd toegewezen gezien zijn financiële situatie. De voorzieningenrechter benadrukte dat voor het treffen van een voorlopige voorziening onverwijlde spoed vereist is, en dat er sprake moet zijn van een dreigende onomkeerbare situatie. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker voldoende middelen heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien en dat er geen acute noodsituatie was die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, ondanks de erkenning dat het bestreden besluit onrechtmatig was. Verweerder had toegezegd een nieuw besluit te nemen waarin inhoudelijk op de bezwaren van verzoeker zou worden ingegaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker het nieuwe besluit op bezwaar kon afwachten en dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4076

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 augustus 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: J.A. Bogaards).

Procesverloop

Bij besluit van 16 mei 2022 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker van 6 januari 2022 voor bijzondere bijstand in het kader van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van fysiotherapie afgewezen.
Bij besluit van 20 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen primair besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2022. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot betaling van griffierecht omdat hij niet over voldoende inkomsten of vermogen beschikt. Gezien de financiële situatie van verzoeker gaat de voorzieningenrechter er van uit onmogelijk of uiterst moeilijk maakt om gebruik te maken van een door de wet opengestelde rechtsgang. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker geen griffierecht verschuldigd is.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening indien onverwijlde spoed dat vereist. De voorzieningenrechter benadrukt dat de rechtspraak ten aanzien van het spoedeisend belang zeer strikt is, er moet namelijk sprake zijn van dreiging van een onomkeerbare situatie, zoals bijvoorbeeld een acute financiële, dan wel een medische noodsituatie.
3. Verzoeker verblijft in een woning en ontvangt een bijstandsuitkering met een korting van 5%. Daarmee beschikt hij over voldoende middelen om in zijn elementaire kosten van levensonderhoud te voorzien. Niet is gebleken dat zich (onomkeerbare) gevolgen zullen voordoen zoals een dreigende uithuisplaatsing of afsluiting van water, gas of elektriciteit, die maken dat de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De voorzieningenrechter ziet in de financiële situatie van verzoeker dan ook geen spoedeisend belang gelegen.
4. Deze conclusie wordt niet anders doordat partijen het er over eens zijn dat het bestreden besluit onrechtmatig is omdat het bezwaar van verzoeker ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard en verweerder een nieuw besluit zal nemen waarbij inhoudelijk op de bezwaren zal worden ingegaan. Verweerder heeft ter zitting toegezegd dat binnen twee weken een hoorzitting zal worden gepland. Verzoeker kan zelf bepalen of hij daar naar toe zal gaan. Verweerder zal de huisarts van verzoeker vragen om de noodzaak van de fysiotherapie toe te lichten. Op dit moment ziet de voorzieningenrechter geen reden waarom verzoeker niet het nieuwe besluit op bezwaar kan afwachten.
5. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gelet op het vorenstaande afgewezen.
6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. V.A. Paul, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.