In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, dat op 21 juli 2022 bekend is gemaakt, leidde tot beroep van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep buiten de wettelijke termijn van één week is ingediend, aangezien het beroep op 29 juli 2022 is ontvangen. De rechtbank heeft geen verschoonbare omstandigheden kunnen vaststellen die de termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank heeft verder overwogen dat, ondanks de termijnoverschrijding, het Bahaddar-arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in overweging moet worden genomen. Dit arrest stelt dat nationale procedureregels niet in alle gevallen aan vreemdelingen mogen worden tegengeworpen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat in dit geval geen bijzondere feiten of omstandigheden zijn die zouden leiden tot een schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft ingegaan op de door eiser aangehaalde landeninformatie en dat er geen bewijs is dat Dublinclaimanten in Spanje systematisch worden gediscrimineerd of geen toegang hebben tot onderdak. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.