ECLI:NL:RBDHA:2022:8553

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
AWB 21/2349
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.L. van de Waals
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid van ingebrekestelling en niet-ontvankelijkheid beroep tegen niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2022, in de zaak AWB 21/2349, wordt de geldigheid van een ingebrekestelling beoordeeld. Eisers, waaronder een eiseres en haar minderjarige kinderen, hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling geldig is, omdat de staatssecretaris op het moment van indiening niet langer in overmacht verkeerde. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen wordt echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat de staatssecretaris inmiddels op de aanvraag heeft beslist. De rechtbank wijst erop dat de eisers recht hebben op vergoeding van proceskosten, die zijn vastgesteld op € 379,50, en dat het griffierecht van € 181,- door de staatssecretaris moet worden vergoed. De rechtbank verwijst het beroepschrift door naar de staatssecretaris voor behandeling in bezwaar, aangezien eisers het niet eens zijn met de afwijzing van hun aanvraag. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen en de rechten van betrokkenen in het bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/2349

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en
[eiseres], eiseres, V-nummer [v-nummer 1]
mede namens haar minderjarige kinderen,
[kind 1], V-nummer [v-nummer 2]
[kind 2], V-nummer [v-nummer 3] ,
gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. G.E. Eind),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 17 april 2021 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet op tijd nemen van een besluit door verweerder op de aanvraag van 29 oktober 2019 tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf aan eiseres in het kader van de procedure Toegang en Verblijf.
Verweerder heeft op 4 mei 2021 een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 10 juni 2021 heeft verweerder de rechtbank medegedeeld dat de aanvraag bij besluit van 4 juni 2021 is afgewezen.
Eisers zijn het niet eens met het besluit van 4 juni 2021 en hebben aanvullende beroepsgronden ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet in deze zaak uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. [1] Een zitting is daarom niet nodig.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op zijn aanvraag, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag (de ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen. [2]
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder eiseres heeft medegedeeld dat uiterlijk op 27 januari 2020 op haar aanvraag zou worden beslist. [3] Verweerder heeft eisers vervolgens bij brief van 2 maart 2020 uitgenodigd voor een simultane hoorzitting op 19 mei 2020 in Den Haag en op de Nederlandse ambassade in Accra, Ghana. In verband met de coronamaatregelen is deze hoorzitting geannuleerd. Aangezien het niet mogelijk was om opnieuw een hoorzitting in te plannen, heeft verweerder eisers verzocht om aanvullende informatie te verstrekken en een aantal vragen te beantwoorden. [4] Eisers hebben hierop gereageerd. Verweerder zag hierna nog steeds aanleiding om een hoorzitting te plannen en heeft de beslistermijn bij brief van 11 juni 2020 vanwege overmacht [5] opgeschort totdat het weer fysiek mogelijk was om eiser uit te nodigen in Den Haag voor een hoorzitting. Bij brief van 24 januari 2021 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat eisers op 17 april 2021 beroep hebben ingesteld.
4. Verweerder stelt zich in de brief van 5 februari 2021 op het standpunt dat de ingebrekestelling van eiseres ongeldig is, omdat hij op dat moment in overmacht verkeerde. Daarbij wijst verweerder erop dat de Nederlandse ambassade in Accra op dat moment slechts een aantal dagen per week geopend was en dan enkel voor de afgifte van visa en het afnemen van het Basisexamen inburgering buitenland en dat ook in Nederland de mogelijkheden tot het afnemen van gehoren beperkt waren door de in acht te nemen maatregelen. Volgens verweerder eindigt deze situatie van overmacht op de datum waarop het gehoor alsnog afgenomen zal worden.
5. In het verweerschrift heeft verweerder opgenomen dat eisers zijn uitgenodigd voor een hoorzitting op 18 mei 2021 en dat dit de datum is waarop de overmacht zal eindigen. Tegelijkertijd merkt verweerder op dat de ingediende ingebrekestelling geldig is. [6] Dit standpunt strookt niet met het standpunt dat verweerder eerder in de brief van 5 februari 2021 heeft ingenomen. De rechtbank volgt verweerder in zijn laatst ingenomen standpunt, namelijk dat de ingediende ingebrekestelling wel geldig is omdat de beslistermijn op de datum van indiening daarvan al verstreken was. De rechtbank begrijpt dat het in het begin van de coronapandemie niet mogelijk was om simultaan te horen op de ambassade in Accra en in Den Haag en dat het enige tijd heeft gekost om de werkprocessen aan te passen. Echter, de rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling dat het in de gehele periode van maart 2020 tot mei 2021 niet mogelijk is geweest om een simultaan gehoor te laten plaatsvinden. Dat dit zo was, heeft verweerder niet met het overleggen van stukken inzichtelijk gemaakt en ook is niet gebleken dat en op welke wijze verweerder heeft gezocht naar alternatieven om eisers te horen. Van overmacht was, naar het oordeel van de rechtbank, op 24 januari 2021 dan ook geen sprake meer.
6. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder bij het besluit van 4 juni 2021 alsnog op de aanvraag heeft beslist. Dit betekent dat het belang van eisers bij een beoordeling van het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag is komen te vervallen. Het beroep – voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen – is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Aangezien de wettelijke beslistermijn is overschreden en verweerder pas na overschrijding van deze termijn een besluit heeft genomen, veroordeelt de rechtbank verweerder in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 1/2). [7] De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, nu dit geding slechts betrekking heeft op de vraag of de beslistermijn is overschreden.
8. Tenzij geheel aan het beroep tegemoetgekomen wordt, heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit. [8] Aangezien het besluit een afwijzing van de aanvraag inhoudt en eisers zich hiermee niet kunnen verenigen [9] , is niet aan het beroep van eisers tegemoetgekomen. Het beroep richt zich dan ook mede tegen dit besluit.
9. De rechtbank ziet aanleiding om gebruik te maken van de bevoegdheid om het beroepschrift door te verwijzen naar verweerder, omdat dit gericht is tegen een primair besluit waartegen een bezwaarschrift kan worden ingediend. [10] De rechtbank maakt in de regel gebruik van deze bevoegdheid wanneer er een primair besluit is genomen, omdat het voeren van een bezwaarschriftprocedure tegen een (reëel) primair besluit het uitgangspunt van de Awb is. Daar komt bij dat de inhoudelijke standpunten nog onvoldoende tussen de partijen zijn besproken.
10. Nu dit beroepschrift reeds in bezit is van verweerder zal de rechtbank dit niet opnieuw toezenden en volstaan met de mededeling dat verweerder het beroepschrift als bezwaarschrift moet aanmerken. De rechtbank wijst er voor de volledigheid op dat tegen deze doorzending geen rechtsmiddel kan worden aangewend zodat daartegen niet kan worden opgekomen in verzet.
11. Omdat eisers terecht beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht moet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep – voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag van 29 oktober 2019 – niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van de Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie de artikelen 6:2, aanhef en onder b, van de Awb en 6:12, eerste en tweede lid, van de Awb.
3.Bij brief van 30 oktober 2019.
4.Bij brief van 14 mei 2020.
5.Als bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb.
6.Op pagina 2.
7.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
8.Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
9.Zie de aanvullende beroepsgronden van 2 juli 2021.
10.Op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb.