Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 april 2021 (met producties 1-17),
- de conclusie van antwoord tevens houdende een vordering tot een voorlopige voorziening ex art. 223 Rv en eis in (deels voorwaardelijke) reconventie (met producties 1-8),
- de conclusie van antwoord in het incident 223 Rv alsmede conclusie van antwoord in reconventie (met producties 18-21),
- het tussenvonnis van 4 mei 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald op 31 mei 2022,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 mei 2022, waarbij de zaak is aangehouden in verband met schikkingsonderhandelingen,
- de brief van 28 juni 2022 van mr. Boer waarin een voortzetting van de mondelinge behandeling is verzocht,
- de mondelinge behandeling van 13 juli 2022 waarbij [eiser] in persoon is verschenen, bijgestaan door de advocaat voornoemd, en namens [gedaagde] Ltd. is verschenen [naam 1] (functie: dga van gedaagde), bijgestaan door de advocaat voornoemd, en vergezeld van de broer en moeder van [eiser] en [naam 1] .
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
“loan”. Op het overgelegde rekeningafschrift staat geen naam vermeld van degene die geld zou hebben gestort. Volgens [eiser] is dit geld overgeboekt vanuit zijn privérekening (productie 9 bij dagvaarding jo productie 10): hij heeft hiertoe overgelegd een bankafschrift uit 2014 waaruit volgt dat het betreffende rekeningnummer toebehoort aan de privérekening van [eiser] . [gedaagde] Ltd. heeft op dit punt als verweer gevoerd dat uit het screenshot van de gestelde betaling niet volgt dat die betaling afkomstig is van [eiser] en evenmin dat deze daadwerkelijk is ontvangen door de vennootschap. Er is geen overschrijvingsbewijs overgelegd. En bovendien zijn het geen originelen, en heeft [eiser] eigenhandig “
loan” erbij geschreven.
‘deposit’gaat.
loan” betreft, overweegt de rechtbank dat [eiser] voldoende concrete feiten en omstandigheden, alsook onderbouwing heeft gegeven dat dit bedrag is gestort vanaf de privérekening van [eiser] als lening. Uit producties 9 en 10 bij dagvaarding, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat het betreffende rekeningnummer (op de printscreen van maart 2006) 478-517485-833 bij HSBC Bank in ieder geval in 2014 de privérekening van [eiser] betreft. Dit volgt uit een rekeningoverzicht uit 2014 (waarop het corresponderende rekeningnummer is vermeld). [eiser] heeft desgevraagd ter zitting bevestigd dat hij reeds vanaf 2006 hetzelfde rekeningnummer bij HSBC Bank heeft. De rechtbank acht, mede gelet op de omschrijving “
loan”, voldoende aannemelijk dat het geldbedrag door [eiser] in privé is gestort op het rekeningnummer van de vennootschap als geldlening. Niet valt in te zien dat en wanneer [eiser] zichzelf zou hebben terugbetaald, zoals Wehzhou Ltd. zonder nadere toelichting of onderbouwing nog als verweer heeft aangevoerd.
onroerend goedis bekostigd – nog steeds (gelet op rov. 4.5) voldoende vast staat dat [eiser] een geldbedrag van € 68.000 heeft uitgeleend aan de vennootschap.
[eiser]” ( [eiser] ). [eiser] heeft vervolgens ter zitting erkend dat dit bedrag aan hem in privé is betaald.
.Daarnaast stelt [eiser] dat hij advocaatkosten heeft moeten maken voor de huurkwestie. [gedaagde] Ltd. heeft dit alles gemotiveerd betwist.