Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam], V-nummer: [nummer], verzoekster
[naam kind 1]en
[naam kind 2]
Rechtbank Den Haag
In de zaak tussen een verzoekster, die asiel heeft aangevraagd, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2022 uitspraak gedaan. De verzoekster, die samen met haar minderjarige kinderen een asielaanvraag indiende, had beroep ingesteld tegen een eerder besluit van 20 december 2021, waarin haar asielaanvraag als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, terwijl haar zaak gelijktijdig met een andere zaak (NL21.19881) werd behandeld.
Tijdens de zitting op 19 januari 2022 in Breda, waar de verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde en een tolk, heeft de voorzieningenrechter de zaak gehoord. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak op dezelfde dag, in de andere zaak, al een beslissing genomen. Gezien deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.