Uitspraak
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] , toevoeging nr. [toevoeging]
Verloop van de procedure
Bij rolbeslissing van 13 juli 2022 is het verzoek van gedaagde partij voor het nemen van een conclusie van antwoord afgewezen.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de eisende partij, vertegenwoordigd door mr. R.T. Poort, een vordering ingediend tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon De Staat Der Nederlanden, het Ministerie van Justitie en Veiligheid / Landelijk Parket, vertegenwoordigd door mr. P.C.E. Bosland. De procedure is gestart met een dagvaarding op 29 maart 2022. Tijdens de rolzittingen op 6 april en 4 mei 2022 heeft de gedaagde partij om uitstel gevraagd om een conclusie van antwoord te nemen, maar is uiteindelijk niet verschenen op de zitting van 1 juni 2022 en heeft geen verweer gevoerd. Hierdoor heeft de kantonrechter op 29 juni 2022 de uitspraak van het vonnis bepaald.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gedaagde partij, ondanks herhaalde mogelijkheden om verweer te voeren, geen enkele reactie heeft gegeven. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de feiten die door de eisende partij zijn aangevoerd, als juist moeten worden aangenomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat deze feiten voldoende grondslag bieden voor de vordering van de eisende partij, die is toegewezen. De gedaagde partij is veroordeeld in de proceskosten, waarbij rekening is gehouden met het feit dat de eisende partij op basis van een toevoeging heeft geprocedeerd.
In de beslissing is de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 877,45, vermeerderd met wettelijke rente, en tot vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 212,00, inclusief het salaris van de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door de kantonrechter mr. L.C. Heuveling op 27 juli 2022 in het openbaar.