ECLI:NL:RBDHA:2022:8628

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.12513
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Georgische eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Georgische nationaliteit. De eiser had op 27 mei 2022 asiel aangevraagd, waarbij hij stelde dat hij in 2013 problemen had ondervonden vanwege zijn lidmaatschap van een politieke partij van de voormalige president. Hij vreesde voor zijn veiligheid bij terugkeer naar Georgië, waar hij in het verleden bedreigd en mishandeld was. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, met het argument dat de problemen van de eiser niet meer relevant waren door het tijdsverloop en zijn eerdere terugkeer naar Georgië zonder problemen.

Tijdens de zitting op 19 augustus 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel de eiser als de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de identiteit en herkomst van de eiser geloofwaardig waren, maar dat de problemen die hij in 2013 had ondervonden niet voldoende waren om aan te tonen dat Georgië voor hem niet veilig was. De rechtbank benadrukte dat Georgië in het algemeen als veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat het aan de eiser was om aan te tonen dat zijn specifieke omstandigheden een uitzondering vormden.

De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Georgië te vrezen had voor de autoriteiten of andere groeperingen. De beroepsgrond van de eiser dat hij als reservist mogelijk naar de oorlog in Oekraïne zou worden gestuurd, werd als een onzekere toekomstige gebeurtenis beschouwd en niet onderbouwd. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12513

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.M. Post).

ProcesverloopBij besluit van 27 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.12514, op 19 augustus 2022 te Breda op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Georgische nationaliteit. Eiser heeft op 27 mei 2022 asiel aangevraagd.
2. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij in 2013 problemen heeft ondervonden omdat hij lid was van de partij van (voormalig president) [naam2]. Eiser is bedreigd en mishandeld door gemaskerde mannen nadat de presidentsverkiezingen door [naam2] waren verloren. Daarnaast is eisers bedrijf ten gronde gericht vanwege zijn lidmaatschap. Eiser vreest bij terugkeer voor de autoriteiten van Georgië en voor tegenstanders van de partij waar eiser lid van was.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser vindt verweerder geloofwaardig. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de problemen die eiser in 2013 heeft ondervonden niet aangemerkt kunnen worden als relevant element vanwege het tijdsverloop. Eiser is daarnaast sinds 2013 meermaals naar Georgië teruggekeerd en op legale wijze uitgereisd. Eiser heeft van 2019 tot 2022 in Georgië verbleven en daar gewerkt op de familieboerderij. Hij heeft toen geen problemen ondervonden van de overheid of van groeperingen. Dit duidt er niet op dat eiser bij terugkeer te vrezen heeft voor de autoriteiten van Georgië. Georgië is daarnaast aangemerkt als veilig land van herkomst en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Georgië voor hem niet veilig is.
4. Eiser voert daartegen aan dat de problemen die hij in 2013 heeft ondervonden ten onrechte niet zijn aangemerkt als relevant element. Dat incident vormt juist de kern van zijn probleem. Eiser is daarnaast reservist waardoor niet is uit te sluiten dat hij vanuit Georgië naar de oorlog in Oekraïne wordt gestuurd.
5. Ter zitting heeft verweerder zijn standpunt over de gebeurtenissen die in 2013 hebben plaatsgevonden gewijzigd. Verweerder merkt de problemen die eiser in 2013 heeft ondervonden als gevolg van zijn lidmaatschap van de partij van [naam2] aan als relevant element en acht deze geloofwaardig. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat dit niet afdoet aan de conclusie dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Georgië voor hem geen veilig land van herkomst is.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat Georgië in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. [2] Dat betekent dat een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Georgië geen internationale bescherming nodig hebben. Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Georgië voor hem vanwege zijn specifieke omstandigheden niet veilig is.
7. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Georgië voor eiser persoonlijk niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Verweerder heeft in dat verband erop kunnen wijzen dat de problemen waarover eiser heeft verklaard, in 2013 hebben plaatsgevonden. Eiser heeft niet betwist dat hij na 2013 meermalen naar Georgië is teruggekeerd en dat hij voor zijn komst naar Nederland nog enkele jaren in Georgië heeft verbleven. Eiser heeft bovendien verklaard dat hij na 2013 geen problemen meer in Georgië heeft ondervonden. De stelling van eiser dat hij na 2013 in Georgië ondergedoken is, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft tenslotte verklaard dat hij in Georgië altijd op hetzelfde adres woonachtig is geweest. Bovendien heeft eiser in Georgië nog medische hulp ontvangen en is hij in april 2022 Georgië op legale wijze en gecontroleerd uitgereisd. Dit duidt er niet op dat eiser te vrezen heeft voor de Georgische autoriteiten of voor tegenstanders van de voormalig regering van president [naam2].
8. Dat verweerder de problemen van eiser eerst niet heeft aangemerkt als relevant element, doet aan deze conclusie niet af omdat verweerder, gelet op wat is overwogen in rechtsoverweging 6, de problemen heeft getoetst alsof het een relevant element betrof.
9. De beroepsgrond van eiser dat hij reservist is en dat hij bij terugkeer naar Georgië heeft te vrezen dat hij naar de oorlog in Oekraïne wordt gestuurd, heeft eiser niet onderbouwd. Bovendien gaat het hier om een onzekere toekomstige gebeurtenis en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem realiteit zal zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond omdat Georgië een veilig land van herkomst is.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Kamerstukken II 2017-2018, 19637, nr. 2392 van 11 juni 2018, Kamerstukken II 2020-2021,19637,nr. 2664 van 30 september 2020 en Kamerbrief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 6 mei 2021, nr. 3293506.