ECLI:NL:RBDHA:2022:8631

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/633381 / JE RK 22-1651
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Trajectmachtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp en aansluitend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder

Op 12 augustus 2022 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De zaak is ingeleid door een verzoekschrift van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, naar aanleiding van de wachtlijstproblematiek voor de minderjarige, die op dat moment verbleef in een gesloten accommodatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen plek beschikbaar was bij de beoogde accommodatie, De Fjord, en heeft in lijn met de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper geoordeeld dat continuering van de huidige plek noodzakelijk was tot de plaatsing bij De Fjord. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de minderjarige en haar ouders aanwezig waren. De ouders hebben verweer gevoerd tegen de lange duur van de gevraagde machtiging, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de gesloten machtiging voor een periode van twee maanden verleend moest worden, met de mogelijkheid voor verdere plaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/633381 / JE RK 22-1651
Datum uitspraak: 12 augustus 2022

Beschikking van de kinderrechter

Trajectmachtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp en aansluitend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder

in de zaak naar aanleiding van het op 5 augustus 2022 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:

[minderjarige] geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats]

hierna te noemen [minderjarige] ,
bijgestaan door advocaat: mr. J. Looman te ’s-Gravenhage.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1]

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- de instemmingsverklaring d.d. 11 augustus 2022 van een gedragswetenschapper als
bedoeld in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort
tevoren heeft onderzocht;
- het e-mailbericht met bijlagen van de zijde van de ouders d.d. 12 augustus 2022.
Op 12 augustus 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] namens de gecertificeerde instelling;
- [minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat en ondersteund door twee begeleiders van [verblijfplaats] ;
- de ouders;
- [coach] van Its4Sure.
Voorafgaand aan de zitting is [minderjarige] door de kinderrechter in raadkamer gehoord, in het bijzijn van haar advocaat.
Feiten
- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, te weten bij [verblijfplaats]
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 februari 2022 [minderjarige] onder toezicht gesteld van 17 februari 2022 tot 17 februari 2023.
- Voorts heeft de kinderrechter in deze rechtbank bij beschikking van 2 juni 2022 een trajectmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp en aansluitend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, van 6 juni 2022 tot 16 augustus 2022.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand gelast een advocaat aan [minderjarige] toe te voegen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van zes maanden gevolgd door plaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] verblijft sinds 4 mei 2022 bij de gesloten groep van [verblijfplaats] . Zij doet het goed op deze groep. Het is de bedoeling dat zij wordt overgeplaatst naar de [beoogde verblijfplaats] , waar zij passende behandeling krijgt voor haar persoonlijkheidsproblematiek, PTSS en emotieregulatieproblematiek. Hoewel het de verwachting was dat er in augustus plek voor haar zou zijn, blijkt dit niet het geval te zijn. [minderjarige] heeft al wel een intakegesprek gehad bij de [beoogde verblijfplaats] . De [beoogde verblijfplaats] heeft aangegeven dat [minderjarige] op plek 1 van de wachtlijst staat maar pas in september 2022 geplaatst kan worden, omdat er eerst andere jongeren moeten uitstromen. Er is onderzocht of [minderjarige] in de tussentijd elders – met intensieve hulpverlening thuis bij de vader of op een crisisplek – kan verblijven. De gecertificeerde instelling meent echter dat dit beide geen passende opties zijn. Overplaatsing van [minderjarige] voor een korte termijn naar huis of een crisisplek brengt risico’s op verdere beschadiging of het opnieuw ontstaan van onveiligheid voor [minderjarige] met zich mee. Om die reden verzoekt de gecertificeerde instelling een nieuwe trajectmachtiging zodat [minderjarige] bij de [beoogde verblijfplaats] geplaatst kan worden zodra er plek voor haar is. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling aanvullend toegelicht dat [minderjarige] volgende week zal starten met individuele gesprekken met de behandelaar van de [beoogde verblijfplaats] . Op die manier kan er al een plan worden gemaakt en kan zij al gaan werken aan haar problematiek. Daarnaast vindt de gecertificeerde instelling het een goed idee om op korte termijn met de ouders, [minderjarige] en [verblijfplaats] te kijken of de vrijheden van [minderjarige] verder uitgebreid kunnen worden.
Namens [minderjarige] is verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe wordt aangevoerd dat eigenlijk alle betrokkenen het erover eens zijn dat [minderjarige] niet op een gesloten groep thuis hoort. Het staat vast dat [minderjarige] overgeplaatst zal worden naar de [beoogde verblijfplaats] . Het is alleen niet duidelijk wanneer dit gaat gebeuren. De vraag is waar [minderjarige] in de tussenliggende periode moet verblijven. De advocaat meent dat het niet goed is als [minderjarige] weer overgeplaatst wordt naar een andere plek. De verzochte duur van de gesloten machtiging is echter te lang. De advocaat meent dat de gesloten machtiging slechts verleend moet worden voor de duur van twee maanden. Over twee maanden kan dan gekeken worden of er inmiddels plek is voor [minderjarige] . De advocaat brengt tevens naar voren dat [minderjarige] tot die tijd meer vrijheden moet krijgen. Ook moet het verlof naar de ouders makkelijker gerealiseerd kunnen worden.
[minderjarige] heeft zelf naar voren gebracht dat zij liever bij een logeerhuis of op een crisisplek wil verblijven tot ze naar de [beoogde verblijfplaats] kan. Zij heeft er namelijk geen vertrouwen in dat zij op korte termijn naar de [beoogde verblijfplaats] kan en wil niet langer op de gesloten groep verblijven. [minderjarige] krijgt op dit moment geen therapie en voelt zich alleen maar slechter sinds ze op de gesloten groep verblijft. Zij heeft het idee dat ze haar tijd verdoet. Vorige keer is haar ook beloofd dat ze meer vrijheden zou krijgen en dit is niet gebeurd.
De ouders hebben verweer gevoerd tegen het verzochte. De ouders vinden het kwalijk dat er verwachtingen zijn geschapen die niet waargemaakt worden. Er is uitdrukkelijk gezegd dat er in augustus plek voor [minderjarige] zou zijn bij de [beoogde verblijfplaats] . Ook zouden de vrijheden van [minderjarige] in de tussenliggende periode worden uitgebreid. Dit blijkt allebei niet te kloppen. De ouders geven tevens aan dat het regelen van verlof naar huis voor [minderjarige] moeizaam en omslachtig verloopt. De ouders zien dat [minderjarige] lijdt onder de spanning en stress. De ouders zouden het liefst zien dat [minderjarige] op een open groep van [verblijfplaats] kan verblijven tot ze naar de [beoogde verblijfplaats] kan. Aangezien dit vanwege het ontbreken van plek geen optie is, kunnen de ouders wel instemmen met een korte verlenging van de gesloten machtiging. Zij vinden de verzochte duur van zes maanden echter veel te lang. De ouders verzoeken om de gesloten machtiging voor een kortere periode – de vader noemt twee maanden – te verlenen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp die zij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. [minderjarige] heeft na de plaatsing in het gesloten kader een positieve ontwikkeling doorgemaakt waarbij zij is gestabiliseerd, zich houdt aan de regels in de groep en structureel naar school gaat. De kinderrechter stelt vast dat de doorplaatsing van [minderjarige] naar de [beoogde verblijfplaats] , zoals door de kinderrechter bij de beschikking van 2 juni 2022 voorzien en bepaald, nog niet heeft plaatsgevonden omdat de [beoogde verblijfplaats] – tegen de verwachting in – nog geen plaats blijkt te hebben. De kinderrechter begrijpt de teleurstelling bij [minderjarige] en de ouders hierover. Het is nog steeds de bedoeling dat [minderjarige] naar de [beoogde verblijfplaats] doorstroomt waar zij passende behandeling voor haar persoonlijkheidsproblematiek, PTSS en emotieregulatie zal kunnen krijgen. Volgens de [beoogde verblijfplaats] zal plaatsing in september kunnen plaatsvinden. In lijn met de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper is de kinderrechter van oordeel dat continuering van de huidige plek in de periode van overbrugging tot plaatsing bij de [beoogde verblijfplaats] geboden is. Bij plaatsing op een reguliere plek, zoals een logeerhuis, is de kans op vastlopen vanwege de problematiek van [minderjarige] groot. Daarbij acht de kinderrechter het van belang dat gedurende de overbuggingsperiode vast een begin zal worden gemaakt met individuele gesprekken voor [minderjarige] met een behandelaar van de [beoogde verblijfplaats] , zoals de gecertificeerde instelling ter zitting heeft medegedeeld. De kinderrechter heeft daarnaast ter zitting begrepen dat er nog mogelijkheden zijn om de vrijheden van [minderjarige] uit te breiden en dat de procedure rondom de benodigde toestemming voor verlof bij familie kan worden gestroomlijnd. De kinderrechter geeft de gecertificeerde instelling mee dat op korte termijn gekeken moet worden hoe dit kan worden gerealiseerd.
De kinderrechter verleent de gesloten machtiging anders dan verzocht slechts voor twee maanden. Om haar toekomstige plaatsing bij de [beoogde verblijfplaats] mogelijk te maken, verleent de kinderrechter voor de resterende duur – te weten tot het einde van de ondertoezichtstelling – een machtiging om [minderjarige] te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet van 16 augustus 2022 tot 16 oktober 2022 en machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 16 oktober 2022 tot 17 februari 2023;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2022 door mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.