ECLI:NL:RBDHA:2022:8634

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/632812 / JE RK 22-1549
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van een minderjarige met zorgen over de opvoedomgeving en ontwikkeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2022. De Raad voor de Kinderbescherming heeft zorgen geuit over de ontwikkeling en opvoedomgeving van de minderjarige, die volledig afhankelijk is van zijn opvoeder(s). De moeder van de minderjarige heeft een licht verstandelijke beperking en is niet in staat om zelfstandig voor de minderjarige te zorgen. Ze beschikt niet over eigen woonruimte, heeft geen werk en haar financiën zijn niet op orde. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder hulp en begeleiding nodig heeft om zelfstandig te leren functioneren en om in het belang van de minderjarige goede beslissingen te nemen.

De kinderrechter heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling toegewezen, waarbij de minderjarige onder toezicht wordt gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering voor de periode van één jaar. De Raad heeft het verzoek gemotiveerd door te wijzen op de afhankelijkheid van de moeder van haar grootmoeder en de wisselende relatie tussen hen, wat risico's met zich meebrengt voor de zorg voor de minderjarige. De kinderrechter oordeelt dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en om de juiste hulpverlening voor de moeder op te zetten.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/632812 / JE RK 22-1549
Datum uitspraak: 12 augustus 2022

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 25 juli 2022 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:

[minderjarige] geboren op [geboortedag] 2022 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het raadsrapport d.d. 22 juli 2022.
Op 12 augustus 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, ondersteund door mevrouw [mentor]

Feiten

- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de moeder.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van één jaar.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn zorgen over de ontwikkeling en opvoedomgeving van [minderjarige] . [minderjarige] woont samen met de moeder bij de grootmoeder moederszijde. [minderjarige] ontwikkelt zich goed. De Raad is wel bezorgd dat de moeder in de verzorging van [minderjarige] in grote mate afhankelijk is van de grootmoeder moederszijde. Dit terwijl de relatie tussen de moeder en de grootmoeder moederszijde de afgelopen jaren wisselend is geweest. De Raad is bang dat er opnieuw ruzie tussen hen kan ontstaan, waardoor de moeder alleen voor [minderjarige] moet zorgen. De Raad meent dat de moeder op dit moment niet in staat is om de dagelijkse zorg over [minderjarige] zelfstandig te dragen. De moeder is jong moeder geworden en heeft een licht verstandelijke beperking. De Raad heeft zorgen dat de moeder de verzorging en opvoeding niet goed overziet en niet altijd de juiste keuzes maakt. De Raad ziet wel dat de moeder haar best doet. De Raad vindt het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer bij [minderjarige] betrokken wordt om de benodigde hulpverlening op te zetten. Ter zitting heeft de Raad toegelicht dat inmiddels is gestart met het traject Stevig Ouderschap en met hulpverlening vanuit Haardstee. Het is positief dat de moeder openstaat voor hulpverlening. De komende tijd moet gekeken worden welke hulpverlening nog nodig is en moet gekeken worden naar plaatsing van de moeder en [minderjarige] in een moeder-kindhuis. Tot die tijd is het noodzakelijk dat zij goed aan elkaar hechten.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling naar voren gebracht dat het prettig is als er de komende periode iemand meekijkt en ervoor zorgt dat de hulpverlening opgestart en gecontinueerd wordt. De gecertificeerde instelling heeft er vertrouwen in dat de hulpverlening vervolgens overgeheveld kan worden naar het vrijwillig kader. De gecertificeerde instelling geeft verder aan dat het de bedoeling is dat de moeder en [minderjarige] in een moeder-kindhuis worden geplaatst, zodra de moeder daar klaar voor is. Tot die tijd kan ze samen met [minderjarige] bij de grootmoeder moederszijde verblijven.
De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder geeft aan dat zij stapje voor stapje wil toewerken naar plaatsing in een moeder-kindhuis. Zij wil namelijk wel dat de plaatsing een succes wordt. Verder brengt de moeder naar voren dat [minderjarige] wekelijks contact heeft met de vader.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn zorgen over de ontwikkeling en opvoedomgeving van [minderjarige] . [minderjarige] is door zijn jonge leeftijd volledig afhankelijk van zijn opvoeder(s). De kinderrechter oordeelt dat de Raad voldoende heeft onderbouwd dat de moeder op dit moment niet in staat is om de zorg voor [minderjarige] zelfstandig te dragen. De moeder heeft een licht verstandelijke beperking en vindt het moeilijk om alles wat nodig is te overzien. Daarnaast beschikt zij niet over eigen woonruimte, heeft zij geen werk en heeft zij haar financiën niet op orde. Het is belangrijk dat de moeder hulp en begeleiding krijgt, zodat zij leert meer zelfstandig te worden en leert hoe zij – in het belang van [minderjarige] – de goede beslissingen kan nemen. De kinderrechter overweegt dat daarvoor de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is. De jeugdbeschermer ziet toe op de ontwikkeling van [minderjarige] en zorgt ervoor dat de juiste hulpverlening wordt ingezet voor de moeder, waaronder plaatsing van de moeder en [minderjarige] in een moeder-kindhuis als de moeder daar aan toe is. De kinderrechter wijst het verzoek, waartegen geen verweer is gevoerd, toe als verzocht.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] van 12 augustus 2022 tot 12 augustus 2023 onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2022 door mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.