ECLI:NL:RBDHA:2022:8689
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met claims van slavernij en vervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De eiser, die stelt dat hij tot een bepaalde klasse behoort en als slaaf heeft geleefd, heeft zijn aanvraag ingediend na een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag als ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 8 maart 2022 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank heeft de claims van de eiser beoordeeld, waaronder zijn beweringen over zijn verleden als slaaf en de risico's die hij zou lopen bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd had dat de eiser niet in aanmerking kwam voor asiel, ook al had hij in het verleden als slaaf geleefd. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet overtuigend had aangetoond dat hij bij terugkeer naar Nigeria opnieuw als slaaf zou worden ingelijfd of dat hij een reëel risico op vervolging zou lopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van de eiser niet ten onrechte als ongegrond is afgewezen en heeft het beroep ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de eiser om overtuigend bewijs te leveren van de risico's die hij zou lopen bij terugkeer, en dat enkel het verleden als slaaf niet automatisch leidt tot een asielstatus. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.