Op 19 juli 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door verweerder op 11 maart 2022 was ingewilligd. Echter, eiseres stelde beroep in tegen het bestreden besluit, specifiek tegen de afwijzing van de vergoeding voor de kosten van een iMMO-rapportage. Tijdens de zitting op 19 juli 2022 hebben beide partijen zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft onmiddellijk na de behandeling van de zaak mondeling uitspraak gedaan.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit voor zover het de afwijzing van de gevraagde vergoeding voor de gemaakte kosten van het iMMO-rapport betreft. Verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 5.193. De rechtbank oordeelde dat de samenwerkingsverplichting in asielzaken niet alleen geldt tijdens de eerste asielprocedure, maar ook tijdens opvolgende aanvragen. Dit betekent dat verweerder in elke asielprocedure moet samenwerken met eiseres, wat in strijd was met de werkwijze van verweerder die enkel in de eerste procedure tot vergoeding overging.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de ingangsdatum van de asielvergunning niet eerder kan zijn dan de datum van de formele indiening van de asielaanvraag. Eiseres kan echter een bestuurlijke heroverweging aanvragen om te toetsen of er nieuwe feiten zijn die aanleiding geven om de eerdere asielbeschikkingen in te trekken. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. L.N. Kurzawa, griffier.