In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. die actief is in de dienstverlenende sector op het gebied van informatietechnologie, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had een aanvraag ingediend voor loonkostenvoordeel (LKV) voor drie werknemers in het kader van de banenafspraak en scholing belemmerden. De Belastingdienst had echter vastgesteld dat eiseres niet beschikte over de vereiste doelgroepverklaringen van het UWV, zoals voorgeschreven in artikel 2.11 van de Wet tegemoetkoming loondomein (Wtl). De rechtbank oordeelde dat het ontbreken van deze verklaringen een onoverkomelijke voorwaarde was voor het verkrijgen van het LKV.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de werknemers weliswaar in het landelijke doelgroepregister (LDR) stonden vermeld, maar dat dit niet volstond om in aanmerking te komen voor het loonkostenvoordeel. Eiseres had ter zitting aangevoerd dat zij erop mocht vertrouwen dat de informatie van het UWV correct was, maar de rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst niet gebonden was aan eventuele uitlatingen van het UWV. Bovendien was het aan eiseres om zich te informeren over de vereisten voor het aanvragen van het LKV.
De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van het loonkostenvoordeel en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door rechter E.E. Schotte, in aanwezigheid van griffier U.A. Salomons, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.