Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de op 19 december 2019 betekende dagvaarding met de producties EP01 t/m EP11;
- de conclusie van antwoord van 19 februari 2020 met de producties GP01 t/m GP07;
- de brief van de rechtbank van 7 mei 2020 aan beide advocaten over de (on)mogelijkheden in deze procedure door de toenmalige coronamaatregelen;
- de reacties daarop van beide advocaten ter rolzittingen van 13 en 27 mei 2020;
- het tussenvonnis van 23 februari 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van mr. Boer van 24 maart 2022 met de producties EP12 t/m EP 20;
- de op 6 april 2022 gehouden fysieke comparitie van partijen.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Auteursrecht op de door [eiser] aan het Nationaal Archief in bewaring gegeven databestanden?
€ 10.000,- en de daartegen door de Staat gevoerde verweren overweegt de rechtbank als volgt. Naar de rechtbank evenals de Staat begrijpt baseert [eiser] die geldvordering niet alleen op schending van auteursrecht of databankenrecht (hiervoor immers afgewezen door de rechtbank), maar ook op wanprestatie van de Staat door het in de periode van medio 2011 tot 18 juni 2012 (zie de hiervoor door de rechtbank vastgestelde feiten bij 2.5 en 2.6) in strijd met de overeenkomst van inbewaringgeving uit december 2000 toch downloadbaar (laten) zijn van de bestanden.
€ 1.992,- aan betaald griffierecht plus € 1.126,- aan forfaitair salaris advocaat (2 x tarief II) plus € 163,- forfaitair na-salaris advocaat, in totaal dus € 3.281,-, nog te vermeerderen met
€ 85,- forfaitair na-salaris ingeval van betekening, en alles zoals gevorderd te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de 15de dag na de datum van dit vonnis en met uitvoerbaar verklaring bij voorraad.