Wat vindt de rechtbank
7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser per de datum in geding voor 66,11% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser, waaronder de brief van verpleegkundig specialist H. Hermsen (Parnassia Groep) van 26 juni 2019, bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. De verzekeringsarts beschrijft onder andere de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 25 juni 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier, de bezwaargronden van eiser en informatie van de behandelaars bestudeerd. Verder is de inhoud van een telefoongesprek tussen een medewerker van het UWV en eisers echtgenote betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat het onderzoek van de verzekeringsarts zorgvuldig is gedaan en ziet geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts.
11. Eiser heeft aangevoerd dat het UWV informatie op had moeten vragen bij de behandelend psycholoog en neuroloog.
12. De rechtbank stelt voorop dat een verzekeringsarts in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel. Het opvragen van informatie bij de behandelaars is aangewezen wanneer er sprake is van een (nog in te zetten) behandeling, die een beduidend effect zal hebben op de arbeidsmogelijkheden of wanneer eiser stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd en overgelegd geen aanleiding om aan te nemen dat hiervan sprake was en dat de verzekeringsartsen informatie hadden moeten opvragen bij de behandelaars. De verzekeringsartsen hebben de psychische klachten, de oogklachten en de diagnoses ook meegenomen in hun beoordeling. Uit het rapport van de verzekeringsarts volgt dat eiser zijn psychische toestand uitgebreid heeft verwoord tijdens het spreekuur. Verder heeft de verzekeringsarts zelf psychisch onderzoek verricht. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts is uitgegaan van een onjuist beeld van de actuele psychische situatie van eiser zoals deze ten tijde de datum in geding was. Dat er sprake is van een beredeneerd afwijkend oordeel is evenmin gebleken.
13. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiser (oogklachten, rechtervoetklachten, TGA, longklachten en zijn psychische klachten), de eigen bevindingen uit het onderzoek door de verzekeringsarts en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiser zoals deze ten tijde van de datum in geding was, hebben gemist. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
14. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiser ten gevolge van lichamelijke en psychische klachten voor zover die medisch geobjectiveerd zijn verminderd belastbaar is. Er is geen sprake van een situatie waardoor er geen benutbare mogelijkheden zijn. In de FML van 16 november 2020 heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren, de fysieke omgeving, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 25 juni 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen reden om aan te nemen dat de medische situatie anders is dan hoe de verzekeringsarts deze heeft beoordeeld.
16. Eiser voert aan dat zijn ernstige psychische klachten en zijn oogklachten door de verzekeringsartsen zijn onderschat. Verder kampt hij met vermoeidheidsklachten. Hij heeft dit onderbouwd met medische informatie van de behandelend huisarts, psycholoog en neuroloog en de afsprakenkaarten van het UMC Utrecht.
17. Deze beroepsgrond kan niet slagen. De rechtbank stelt voorop dat de klachten die eiser in zijn beroepschrift noemt ook zijn onderkend en betrokken bij het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen: deze vermelden die klachten ook in hun rapporten. De rechtbank vindt verder dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. In het aanvullende rapport van 8 december 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de ingebrachte informatie in beroep gereageerd door te stellen dat deze informatie niet leidt tot een ander standpunt over de gezondheidssituatie van eiser zoals deze ten tijde van de datum in geding was. Uit de medische informatie blijken weliswaar meer aandoeningen, dan waar de verzekeringsarts in de primaire beoordeling vanuit is gegaan, maar dit leidt niet tot aanvullende beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht toe dat een aandoening, afhankelijk van de ernst, niet altijd leidt tot beperkingen in het functioneren, verder dan de normaalwaarde in de FML. Het gaat immers niet om een vergelijking tussen de belastbaarheid van eiser voor- en nadat hij ziek werd, maar om een vergelijking tussen de belastbaarheid van eiser per de datum in geding en de normaalwaarden op de items in de FML, die op een vrij laag niveau liggen. Eiser heeft dit niet betwist.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiser ervaart op de datum in geding. De rechtbank komt tot de slotsom dat eisers beroepsgronden geen reden vormen om te oordelen dat voor hem meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen dan zijn weergegeven in de FML van 16 november 2020. Eiser moet op de datum in geding daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 16 november 2020.
De arbeidskundige beoordeling
19. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen in de FML van 16 november 2020 ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport en het resultaat van de functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom de drie voor eiser geduide functies (en de twee restfuncties) geen overschrijdingen opleveren van zijn belastbaarheid. De arbeidsdeskundige heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite ook gericht tegen de door de verzekeringsartsen vastgestelde FML van 16 november 2020, waarvan de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld dat er geen reden is om daaraan te twijfelen. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
20. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser per de datum in geding met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 33,89% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als chauffeur beroepsgoederenvervoer, zodat eiser voor de overige 66,11% arbeidsongeschikt is.