ECLI:NL:RBDHA:2022:8890

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2497
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening omgevingsvergunning voor realisatie tuindeur in afwijking van het bestemmingsplan; geen onaanvaardbare gevolgen voor de verkeersveiligheid; realisatie tuindeur en uitbouw geen onlosmakelijke activiteiten; beroep ongegrond.

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de realisatie van een tuindeur in afwijking van het bestemmingsplan. De vergunninghouder had op 27 juli 2021 een aanvraag ingediend voor de bouw van een tuindeur aan de zijgrens van zijn perceel, dat aan een openbare doodlopende weg grenst. Het bestemmingsplan staat een hoogte van erf- en terreinafscheidingen van maximaal 1 meter toe, maar de vergunninghouder kreeg toestemming voor een tuindeur van 1,80 meter hoog. Eisers, die aan de openbare weg wonen, maakten bezwaar tegen de vergunningverlening en vreesden voor een onveilige verkeerssituatie door de realisatie van de tuindeur. Ze stelden dat de tuindeur onlosmakelijk verbonden was met een te realiseren uitbouw, waarvoor ook een omgevingsvergunning was verleend.

De rechtbank oordeelde dat de vergunninghouder recht had op de omgevingsvergunning, omdat de tuindeur niet in strijd was met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat de verkeersveiligheid niet in het geding was, aangezien de tuindeur aan het eind van een doodlopende weg zou komen en daardoor beperkt zichtbaar zou zijn. De rechtbank concludeerde dat de bouw van de tuindeur en de uitbouw geen onlosmakelijke activiteiten waren, waardoor afzonderlijke vergunningen verleend konden worden. Het beroep van eisers werd ongegrond verklaard, en verweerder hoefde de proceskosten niet te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2497

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres], te [woonplaats], eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas, verweerder

(gemachtigde: J. Meijer).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [woonplaats], vergunninghouder (gemachtigde: mr. R.Th.G. van der Veldt).

Procesverloop

Bij besluit van 1 september 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van een tuindeur.
Bij besluit van 2 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2022. Eisers zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De vergunninghouder en zijn gemachtigde waren aanwezig.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1
De vergunninghouder heeft op 27 juli 2021 bij verweerder een aanvraag ingediend voor de realisatie van een tuindeur aan het perceel [adres] [huisnummer]. De tuindeur zal worden gesitueerd aan de zijgrens van het perceel, dat aan een openbare doodlopende weg grenst. De tuindeur zal 1,80 meter hoog worden.
1.2
Op het perceel is het bestemmingsplan ‘Esse-Kleinpolder’ (het bestemmingsplan) van toepassing. Op basis van dit bestemmingsplan mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, indien die op de grens met het openbaar gebied staan, maximaal 1 meter bedragen.
1.3
Bij het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Deze omgevingsvergunning heeft betrekking op de activiteiten bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo.
1.4
Eisers wonen aan de openbare weg waaraan de tuindeur zal worden gerealiseerd. Zij hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunningverlening.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Verweerder heeft het met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 1, van de Wabo gelezen in samenhang met artikel 24 van het bestemmingsplan toegelaten dat zal worden afgeweken van het voorschrift dat de hoogte van erfafscheidingen die op de grens met het openbaar gebied staan, maximaal 1 meter bedraagt. Verweerder acht de tuindeur van 1,80 meter hoog niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening, omdat de tuindeur aan het eind van een doodlopende weg zal worden geplaatst en daardoor vanaf de straat beperkt zichtbaar zal zijn. Daarnaast heeft verweerder ook voor andere tuindeuren in de omgeving die vanaf de straat zichtbaarder zijn een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verleend. Verweerder heeft een aantal adressen genoemd om dit te onderbouwen.
Wat vinden partijen in beroep?
3.1
Eisers kunnen zich niet verenigen met de vergunningverlening en hebben daar tegen aangevoerd dat zij door de realisatie van de tuindeur een onveilige verkeerssituatie vrezen. Er kunnen onverwacht mensen door de tuindeur de openbare weg op komen en vanuit de tuin ontbreekt het zicht op de weg. Daarnaast voeren eisers aan dat de tuindeur onlosmakelijk verbonden is met een te realiseren uitbouw. Voor deze uitbouw heeft verweerder eveneens een omgevingsvergunning verleend, waar eisers ook beroep tegen hebben ingesteld. Als het beroep tegen de omgevingsvergunning voor de uitbouw gegrond wordt verklaard, dan heeft de vergunninghouder geen belang meer bij de omgevingsvergunning voor de tuindeur.
3.2
Verweerder blijft bij het bestreden besluit en benadrukt dat de verkeersveiligheid niet in het geding kan zijn door de vergunningverlening, aangezien een tuindeur niet hoger dan 1 meter zonder omgevingsvergunning mag worden gerealiseerd.
3.3
De vergunninghouder schaart zich achter het standpunt van verweerder.
Wat is het wettelijk kader?
4. Het wettelijk kader staat in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toekomt en de betrokken belangen af moet wegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [1]
6. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat het bestreden besluit geen onaanvaardbare gevolgen voor de verkeersveiligheid met zich brengt. Vaststaat dat het bestemmingsplan een tuindeur die niet hoger is dan 1 meter toelaat. Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid maakt het geen verschil dat verweerder bij het bestreden besluit heeft toegelaten dat, in afwijking van het bestemmingsplan, een tuindeur van 1,80 meter gerealiseerd wordt. Daarnaast komt de tuindeur aan het eind van een doodlopende weg, waardoor het voorbijgaand verkeer beperkt zal zijn. Ook is het niet ongebruikelijk dat een tuindeur uitkomt op een openbare weg. Tot slot is het aannemelijk dat de omwonenden bekend zijn met de situatie ter plaatse en de tuindeur bedachtzaam kunnen passeren. Het betoog van eisers slaagt niet.
7. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bouw van de tuindeur en de bouw van de uitbouw geen onlosmakelijke activiteiten in de zin van de Wabo. Verweerder heeft daarvoor dus afzonderlijk vergunning kunnen verlenen. Voor zover eisers betogen dat vergunninghouder geen belang meer zou hebben bij de verkregen omgevingsvergunning als de omgevingsvergunning voor de uitbouw zou worden vernietigd, geldt dat dit geen reden kan zijn om de omgevingsvergunning voor de tuindeur te weigeren. Overigens heeft de rechtbank het beroep van eisers inzake de omgevingsvergunning voor de bouw van de uitbouw (zaaknummer SGR 21/6364) bij uitspraak van 23 augustus 2022 ongegrond verklaard. Dit betekent dat de vergunninghouder de uitbouw mag realiseren. Het betoog van eisers slaagt niet.
8. Het beroep van eisers is ongegrond. Verweerder hoeft de kosten die eisers hebben gemaakt voor deze procedure niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Wettelijk kader

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(..)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(..)
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
(..)
Planregels Esse-Kleinpolder
Artikel 14 Wonen
(..)
14.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
(..)
b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m1 achter de voorgevellijn. Indien de terreinafscheidingen op de grens met het openbaar gebied staat, bedraagt de hoogte:
1. maximaal 1 m1 , waarbij bestaande legale situaties worden gerespecteerd;
2. maximaal 2 m1, indien deze tenminste 1 m1 van de perceelgrenzen wordt gerealiseerd;
(..)
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
(..)
c. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m1;
(..)
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1633).