ECLI:NL:RBDHA:2022:89
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot oplegging van een dwangakkoord in faillissementsprocedure
In deze zaak heeft [X] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeisers, omdat hij in een problematische schuldensituatie verkeert. [X] heeft een schuldenlast van € 133.962,- aan dertien schuldeisers en heeft een voorstel gedaan waarbij een deel van de vorderingen wordt voldaan en het resterende deel wordt kwijtgescholden. De rechtbank heeft op 3 januari 2022 het verzoek afgewezen, omdat het voorstel onvoldoende gedocumenteerd was en niet het maximaal haalbare aanbod bevatte. De rechtbank concludeerde dat de schuldeisers in redelijkheid het aanbod konden weigeren, gezien de veranderde omstandigheden en de onduidelijkheid over de financiële situatie van [X].
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door een bevoegde instantie, maar dat het voorstel niet was aangepast aan de recente omstandigheden. De schuldenlast en de afloscapaciteit waren niet correct weergegeven, en er was onvoldoende bewijs dat het aanbod het uiterste was wat [X] kon bieden. De Belastingdienst en andere schuldeisers hebben hun standpunt niet gewijzigd, en de rechtbank oordeelde dat het onredelijk zou zijn om hen te dwingen in te stemmen met het aanbod.
Het verzoek om een dwangakkoord werd afgewezen, en [X] heeft aangegeven dat hij het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) zal handhaven. De rechtbank zal in een apart vonnis over dat verzoek beslissen.