Overwegingen
1. Eiser stelt van Ugandese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1992. Eiser heeft, kort samengevat, het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser is homoseksueel en had een relatie met [naam] . Op een dag werden [naam] en eiser door de vriendin van [naam] betrapt, terwijl zij seks hadden. De vriendin van [naam] heeft het toen aan omstanders verteld, waarna [naam] en eiser in elkaar werden geslagen. De politie is toen ook ter plaatse gekomen en die heeft [naam] en eiser gearresteerd en meegenomen naar het bureau. Eiser heeft vier dagen vastgezeten. Hij werd opgeroepen om bij de rechtbank te verschijnen. Na zijn vrijlating is eiser het land uitgevlucht met hulp van een vriend.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst
- Seksuele gerichtheid
- Problemen vanwege seksuele geaardheid
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. Verweerder acht de verklaringen van eiser over zijn seksuele gerichtheid en de problemen vanwege zijn seksuele geaardheid echter niet geloofwaardig. Omdat verweerder die verklaringen niet gelooft, heeft hij de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
De geloofwaardigheidsbeoordeling van de seksuele gerichtheid
3. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn seksuele gerichtheid ongeloofwaardig bevonden en heeft daar het volgende aan ten grondslag gelegd. Verweerder heeft aan eiser tegengeworpen dat hij wisselend heeft verklaard over het moment waarop hij voor het eerst ontdekte dat hij zich aangetrokken voelde tot jongens. Verweerder stelt dat eiser enerzijds heeft verklaard dat hij pas op 13 jarige leeftijd toen hij [naam] leerde kennen wist dat hij gevoelens had voor jongens en anderzijds dat hij merkte dat hij andere gevoelens had dan andere jongetjes van zijn leeftijd voordat hij [naam] leerde kennen. Daarnaast heeft verweerder aan eiser tegengeworpen dat hij algemeen, summier en oppervlakkig heeft verklaard over zijn persoonlijke beleving en ervaring, waardoor hij niet voldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze hij voor het eerst ontdekte dat hij zich aangetrokken voelde tot jongens en hoe hij dit persoonlijk heeft beleefd. Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat eiser ten aanzien van de onderdrukking van zijn gevoelens ongerijmd en wisselend heeft verklaard, omdat eiser enerzijds heeft verklaard dat hij zijn gevoelens probeerde te onderdrukken tot het moment waarop hij zichzelf accepteerde in 2014 en anderzijds dat hij naar zijn lichaam ging luisteren, dat hij zichzelf de tijd heeft gegeven om zichzelf te begrijpen en dat hij wilde weten wie hij was en wat de bedoeling was van zijn gevoelens. Verder heeft verweerder aan eiser tegengeworpen dat hij niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij tot acceptatie van zijn seksuele gerichtheid is gekomen. Volgens verweerder is eiser blijven steken in de algemene en oppervlakkige verklaring dat hij de kracht kreeg om zichzelf te accepteren na een one night stand. Verweerder heeft verder aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop zijn relatie met [naam] is begonnen. Zo heeft eiser enerzijds verklaard dat zijn relatie in 2016 is begonnen en anderzijds dat zijn relatie met [naam] in 2015 is begonnen.
4. Eiser is tegen al deze tegenwerpingen opgekomen.
Het algemeen toetsingskader
5. Verweerder beoordeelt de gestelde seksuele geaardheid van eiser aan de hand van Werkinstructie 2019/17 (de werkinstructie). Een dergelijke beoordeling vindt plaats aan de hand van vaste thema’s (privéleven, huidige en voorgaande relaties, contacten met
homoseksuelen in het land van herkomst en in Nederland, kennis van de Nederlandse situatie, discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst). Het zwaartepunt ligt bij de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van eiser met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst en hoe diens ervaringen in het algemene beeld passen.
6. In de werkinstructie staat verder het volgende:
“De IND hanteert bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid niet als uitgangspunt dat er in alle gevallen een interne worsteling moet hebben plaatsgevonden voordat de vreemdeling zijn lhbti-gerichtheid heeft geaccepteerd. Echter, wel mag verwacht worden dat bij een vreemdeling die afkomstig is uit een land waar men lhbti-gerichtheid niet accepteert en waar dit mogelijk strafbaar is gesteld, sprake zal zijn van een (denk)proces waarin de vreemdeling zich onder andere voor de vraag gesteld ziet wat het betekent om anders te zijn dan hetgeen de maatschappij (en de wet) verwacht/verlangt en op welke wijze hij daaraan invulling wil en kan geven. Bij beoordeling van de geloofwaardigheid van de lhbti-gerichtheid zal gewicht worden toegekend aan het proces van ontdekking van de gerichtheid en de wijze waarop de vreemdeling heeft verklaard daarmee te zijn omgegaan.”
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van eiser dat verweerder ten onrechte stelt dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele gerichtheid als ongeloofwaardig moeten worden aangemerkt, slaagt en de rechtbank overweegt daartoe als volgt. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling dat eiser wisselend heeft verklaard over het moment waarop hij voor het eerst ontdekte dat hij zich aangetrokken voelde tot jongens. Tijdens het nader gehoor heeft eiser duidelijk antwoord gegeven op de vragen van de gehoorambtenaar die gingen over zijn gevoelens op jonge leeftijd. Zo heeft eiser verklaard dat hij gevoelens begon te krijgen voor andere mannen toen hij [naam] leerde kennen. Hij was toen dertien jaar en hij wist vanaf dat moment dat hij op mannen viel. Uit de verklaringen van eiser valt op te maken dat hij daarvoor, dus voordat hij [naam] leerde kennen, weliswaar merkte dat hij anders was dan leeftijdsgenoten maar dat hij deze gevoelens niet goed kon duiden en daardoor ook niet kon linken aan zijn homoseksualiteit. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder deze verklaringen van eiser nadrukkelijker moeten beoordelen in het licht van de achtergrond van eiser, namelijk dat hij uit een land afkomstig is waar hij zijn homoseksualiteit niet openlijk heeft kunnen uiten. De verklaringen van eiser over zijn persoonlijke beleving en ervaring had verweerder ook nadrukkelijker tegen die achtergrond moeten beoordelen. De rechtbank is het verder niet eens met verweerder dat eisers verklaringen over de onderdrukking van zijn gevoelens als wisselend en ongerijmd moeten worden aangemerkt. Dat eiser enerzijds heeft verklaard dat hij zijn gevoelens probeerde te onderdrukken en anderzijds dat hij naar zijn lichaam luisterde en zijn gevoelens probeerde te begrijpen, is juist de interne worsteling dan wel het (denk)proces, zoals beschreven in rechtsoverweging 6, waarnaar verweerder in het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers seksuele gerichtheid op zoek is. Verweerder heeft de verklaringen van eiser in dit verband niet als tegenstrijdig mogen aanmerken, omdat dit dus geplaatst moet worden in het interne proces van wat eiser heeft doorgemaakt. Daarbij is de verklaring van eiser dat hij zijn gevoelens aan het onderdrukken was te eng opgevat door verweerder. Daarbij is van belang dat het (proberen te)
onderdrukken van bepaalde gevoelens ook gepaard kan gaan met het luisteren naar en het proberen te begrijpen van je gevoelens. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat hij niet geloofwaardig heeft verklaard over de acceptatie van zijn seksuele gerichtheid. Eiser heeft tijdens het nader gehoor duidelijk verklaard dat hij de kracht kreeg om zichzelf te accepteren nadat hij een one night stand had. Eiser heeft verklaard dat hij voor dat moment zijn gevoelens onderdrukte en dat hij vanaf toen besloot om zichzelf, zijn gedrag en zijn gevoelens te accepteren. De rechtbank volgt verweerder niet dat eiser hiermee niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij zijn seksuele gerichtheid heeft geaccepteerd. Ten slotte overweegt de rechtbank dat hoewel eiser niet eenduidig heeft verklaard over het moment waarop hij een relatie met [naam] kreeg, verweerder dit niet in het nadeel van eiser heeft mogen laten meewegen. De rechtbank volgt eiser in zijn betoog dat het nogal een subjectief karakter heeft wanneer iets tussen twee mensen als een relatie kan worden bestempeld. Dat eiser daar mogelijk andere opvattingen over heeft dan verweerder, betekent dus niet dat de verklaring onjuist of tegenstrijdig is.
8. De rechtbank overweegt verder dat verweerder onvoldoende is ingegaan op de verklaring van de heer [naam] , coördinator van COC [locatie] , en de verklaring van de heer [naam] , coördinator van [stichting] , die eiser heeft overgelegd. Eiser heeft met deze verklaringen willen aantonen dat hij actief betrokken is bij LHBTI- bewegingen in Nederland. Verweerder betwist niet dat hieruit volgt dat eiser heeft deelgenomen aan bijeenkomsten, maar stelt dat dat niet maakt dat moet worden aangenomen dat eiser zonder meer homoseksueel is, omdat die bijeenkomsten voor een ieder toegankelijk zijn. De rechtbank acht deze beoordeling van de verklaringen in strijd met de werkinstructie. Op deze wijze kan eiser immers nooit zijn verklaringen nader onderbouwen met activiteiten die hij thans in Nederland verricht of met verklaringen van derden die feiten toevoegen aan het dossier.
9. De rechtbank overweegt verder dat het aan de rechtbank is om te beoordelen of verweerder op de juiste wijze invulling heeft gegeven aan de werkinstructie en het beoordelingskader. In zoverre kan de uitgebreide schriftelijke verklaring van de heer [naam] en de op zitting gegeven toelichting geen afbreuk doen aan het besluit. Daar staat tegenover dat het enkele feit dat de heer [naam] werkzaam is voor een belangenorganisatie niet direct betekent dat deze verklaring niet objectief is en niet zou kunnen dienen als ondersteuning van een gestelde seksuele gerichtheid. Verweerder kent aan de verklaring van de heer [naam] en aan de overige verklaringen die eiser heeft overgelegd in het geheel geen ondersteunende bewijswaarde toe. Juist in een situatie als de onderhavige, waarin eiser wordt verweten summier, oppervlakkig en tegenstrijdig te hebben verklaard, dient verweerder zorgvuldig te onderzoeken of de verklaringen van derden eisers verklaringen mogelijk kunnen ondersteunen en aanvullen. Verweerder dient daarbij nadrukkelijk in te gaan op de aard van de activiteiten die eiser heeft ondernomen, de personen en organisaties met wie eiser contact heeft gezocht en de duur van deze contacten. Verweerder is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende ingegaan op de feiten en omstandigheden die door deze verklaringen aan het dossier zijn toegevoegd.
10. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij de verklaringen van eiser over zijn seksuele gerichtheid ongeloofwaardig heeft geacht..
11. Het beroep is reeds hierom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Voor zover eiser nog meer beroepsgronden heeft aangevoerd, acht de rechtbank het niet
opportuun om ook deze nu te beoordelen. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak en met de verklaringen die eiser in beroep heeft overgelegd. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 748,- en een wegingsfactor 1).