ECLI:NL:RBDHA:2022:90

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 januari 2022
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
C/09/21/750
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) wegens onvoldoende stabiele situatie en onduidelijke inkomsten

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 januari 2022 het verzoek van [X] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) afgewezen. [X] bevond zich in een problematische schuldensituatie en had op 13 september 2021 een verzoekschrift ingediend. Tijdens de zitting op 20 december 2021 werd het verzoek behandeld, waarbij [X] en zijn gemachtigde, de heer T.P.F. Eisses, aanwezig waren.

De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op basis van verschillende artikelen uit de Faillissementswet, met name artikel 288, dat betrekking heeft op de goede trouw van de verzoeker en zijn verplichtingen binnen de WSNP. De rechtbank concludeerde dat [X] niet in een stabiele situatie verkeerde, aangezien hij zonder de schuldhulpverlening op de hoogte te brengen was verhuisd en zijn werkuren had verminderd, wat leidde tot hogere woonlasten en lagere inkomsten. Bovendien had hij een aanzienlijk bedrag van de Belastingdienst ontvangen, maar dit niet gereserveerd voor zijn schuldeisers.

De rechtbank oordeelde dat [X] onvoldoende had aangetoond dat hij zich bewust was van zijn verplichtingen en dat hij in staat was deze na te komen. De rechtbank gaf aan dat, mocht de situatie van [X] aantoonbaar verbeteren, hij opnieuw een verzoek tot WSNP kon indienen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter mr. R. Cats, in samenwerking met griffier R. Becker.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/617851 / FT RK 21/750
vonnis van 3 januari 2022
in de zaak van
[X],
ten tijde van het indienen van het verzoekschrift
wonende te [woonplaats A], nu wonende te [woonplaats B],
hierna: [X].
Waar deze zaak over gaat
[X] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om uit die situatie te komen, heeft hij op 13 september 2021 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De rechtbank wijst dit verzoek af en legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van [X] is behandeld op de zitting van 20 december 2021.
Op deze zitting zijn verschenen:
- [X], verzoeker,
- zijn gemachtigde meneer T.P.F. Eisses (Van der Linden c.s. Bewindvoerders en curatoren).

2.Het wettelijk kader

2.1.
Voor de beoordeling van het toelatingsverzoek van [X] zijn onder meer de volgende artikelen van de Faillissementswet (hierna: Fw) van belang:
1) Artikel 288 lid 1 sub b Fw: over de zogenoemde ‘goede trouw’ van [X] bij het ontstaan en/of onbetaald laten van zijn schulden gedurende de laatste vijf jaar;
2) Artikel 288 lid 3 Fw: over de vraag of – als de goede trouw ontbreekt – [X] toch kan worden toegelaten tot de regeling: is dan voldoende aannemelijk dat hij de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden, onder controle heeft gekregen?
3) Artikel 288 lid 1 sub c Fw: over de vraag of voldoende aannemelijk is dat [X] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.

3.De beoordeling van het verzoek

3.1.
De rechtbank wijst het verzoek van [X] om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling af. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
De verplichtingen in de WSNP
3.2.
Artikel 288 lid 1 sub c Fw vereist dat voldoende aannemelijk moet zijn dat [X] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar
behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
3.2.1.
Gelet op hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, kan er niet van uit worden gegaan dat de situatie van [X] zodanig stabiel is dat hij in staat kan worden geacht de uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen na te komen. Zonder de schuldhulpverlening daarvan op de hoogte te brengen, is hij verhuisd en heeft hij ingestemd met het terugbrengen van de aanvankelijk overeengekomen 20 arbeidsuren per week naar 10 uur per week. Dit leidt tot hogere woonlasten en lagere inkomsten uit arbeid en gaat dus ten koste van zijn afloscapaciteit. Bovendien is ter terechtzitting gebleken dat [X] nog steeds als zelfstandige woningen opknapt en dat hij daarmee in 2021 (tot en met kwartaal 3 circa € 47.000,-) een aanzienlijke hogere omzet heeft geboekt dan in 2020 (€ 16.662,-). Ook heeft hij zonder de schuldhulpverlening daarover te informeren een in augustus 2021 van de Belastingdienst ontvangen bedrag van 13.371,- zelf gebruikt in plaats van dit bedrag ter beschikking te stellen om zijn schuldeisers te betalen. Tot slot is niet gebleken dat hij de afgelopen periode aantoonbaar heeft gesolliciteerd, terwijl hij er inmiddels van doordrongen moet zijn dat dienaangaande meer van hem moet worden verwacht dan “in mijn netwerk zoeken naar werk”. Dit maakt reeds dat de rechtbank van oordeel is dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [X] zich voldoende bewust is van de verplichtingen die uit de schuldsaneringsregeling voortvloeien en (dus) dat hij die verplichtingen naar behoren zal (kunnen) nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Het verzoek zal reeds daarom worden afgewezen.
3.2.2.
Het oordeel van de rechtbank komt er dus op neer dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [X] momenteel ‘klaar is’ voor het aangaan (en nakomen) van de zware verplichtingen die uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeien. Mocht daar – aantoonbaar – verandering in komen dan staat het hem vrij opnieuw een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling in te dienen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling van:
[X],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ten tijde van het indienen van het verzoekschrift
wonende te [adres, postcode woonplaats],
nu wonende te [adres, postcode woonplaats].
Dit is de beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met R. Becker, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2022.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan verzoeker gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag dat van deze zaak kennis moet nemen.