ECLI:NL:RBDHA:2022:9038
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Het bestreden besluit, genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 20 juni 2022, verklaarde de aanvraag van verzoeker niet-ontvankelijk. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 1 september 2022, waar verzoeker en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter overwoog dat er in een eerdere uitspraak, zaaknummer NL22.11863, al een beslissing was genomen op het beroep van verzoeker, wat de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening rechtvaardigde. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.