Overwegingen
1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1995].
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij wordt bedreigd door leden van een mafiabende die handelen in drugs. Eisers broertje is bij deze bende aangesloten en hij heeft geld en drugs van deze bende gestolen. Omdat eisers broertje zijn schuld niet heeft voldaan, is eiser ook bedreigd. De bende wil hiermee zijn broertje onder druk zetten. Eiser is vervolgens uit Algerije vertrokken.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
eiser wordt gezocht door een mafiabende vanwege de drugshandel van zijn broertje; en
eiser heeft gevangen gezeten en is voorwaardelijk vrijgelaten. Eiser heeft zich niet gehouden aan de bepalingen van de voorwaardelijke vrijlaten en verwacht daar nu problemen door.
4. Verweerder heeft in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling aan eiser tegengeworpen dat hij voor zijn komst naar Nederland eerst 10 dagen in Spanje en daarna anderhalf jaar in Frankrijk heeft verbleven. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de gestelde vrees en gebeurtenissen. Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het element onder a geloofwaardig wordt geacht. De overige elementen acht verweerder ongeloofwaardig. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Verblijf in een andere lidstaat
5. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte zijn relaas ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser voert aan dat gelet op artikel 31, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) het verblijf in een andere lidstaat niet relevant is voor de geloofwaardigheid van het asielrelaas.
6. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet kan slagen. Verweerder heeft aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij in andere lidstaten heeft verbleven voordat hij naar Nederland is gegaan en dat hij daar geen asiel heeft aangevraagd. Dat dit in strijd zou zijn met artikel 31, zesde lid, van de Vw volgt de rechtbank niet. Eiser stelt te zijn gevlucht uit Algerije om elders bescherming te zoeken, zodat van hem verwacht mag worden dat hij dit direct kenbaar maakt als hij in een voor hem veilig land arriveert. Eiser had de mogelijkheid om in Spanje en Frankrijk asiel aan te vragen, maar heeft dit niet gedaan. Verweerder heeft kunnen overwegen dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser, nu dit niet duidt op acute vrees.
7. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte zijn problemen met de mafiabende ongeloofwaardig heeft geacht. Dat eiser niet weet wie hem heeft bedreigd mag hem niet worden tegengeworpen. Het is een feit van algemene bekendheid dat criminelen niet met hun naam te koop lopen. Eveneens is het een feit van algemene bekendheid dat zij tijdens het plegen van strafbare feiten niet hun naam of bijnaam noemen. Verweerder houdt in het bestreden besluit een alternatief scenario voor, maar dat is niet een objectief criterium. Eiser heeft geen absurde voorstelling van zaken gegeven. Eiser wijst verder naar Werkinstructie 2014/10, paragraaf 3.2.1.2. Daarin staat hoe de verklaringen van derden, zoals de broer van eiser, kunnen worden beoordeeld. Dat betekent dat eiser niet alleen via zijn eigen verklaringen dan wel documenten zijn gestelde problemen aannemelijk dient te maken.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde problemen van eiser met een mafiabende niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft in dit kader aan eiser kunnen tegenwerpen dat eiser niet heeft kunnen verklaren door wie hij is bedreigd. Eiser heeft niet alleen geen (bij)namen kunnen noemen, maar hij heeft niets over zijn bedreigers en de bendeleden kunnen vertellen, terwijl hij naar eigen zeggen vaak is bedreigd en dit al speelde sinds hij de gevangenis verliet in juli 2019. Verweerder heeft verder aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in
Frankrijk werd gezocht door leden van de mafiabende. Eiser zou dit van zijn broer hebben gehoord, maar hij heeft dit niet met documenten kunnen onderbouwen. Eiser heeft ook anderhalf jaar lang zonder problemen in Frankrijk kunnen verblijven. Verweerder heeft ook kunnen tegenwerpen dat niet valt in te zien hoe eiser zou kunnen worden opgespoord in Frankrijk. Eiser heeft verklaard dat zij misschien een foto van hem zouden opsturen en zouden rondvragen, maar de kans dat eiser daarmee gevonden zou worden is verwaarloosbaar. Verweerder heeft verder kunnen overwegen dat het niet aannemelijk is dat eiser zou worden gezocht in Frankrijk, terwijl de mafiabende eigenlijk zijn broertje wil hebben en zijn broertje nog steeds in Algerije verblijft.
Gevangenisstraf in Algerije
9. Eiser voert aan dat hij helder en concreet heeft verklaard over de arrestatie, de veroordeling, de gevangenisstraf en de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Dit is een gang van zaken die kenmerkend is voor het strafprocesrecht. Verweerder heeft zijn standpunt dat het asielrelaas ongeloofwaardig is niet kenbaar gemotiveerd met objectieve gegevens. Het klopt dat eiser de tijd heeft gehad om de documenten op te vragen, maar dat betekent niet dat zijn asielrelaas ongeloofwaardig is.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de verklaringen van eiser over zijn veroordeling en gevangenisstraf ongeloofwaardig heeft kunnen achten. Eiser heeft verklaard dat er documenten ter onderbouwing van zijn relaas zijn, maar hij heeft deze documenten niet overgelegd. Eiser is al sinds begin 2020 vertrokken uit Algerije, dus het had op zijn weg gelegen om tijdig deze documenten op te vragen en over te leggen. Verweerder heeft verder aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over zijn
gevangenzetting. Tijdens het aanmeldgehoor heeft eiser verklaard dat hij heeft bekend dat de drugs van hem waren om zo de schuld van zijn broertje op zich te nemen, terwijl eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij nooit bekend heeft dat de drugs van hem waren en hij nooit de schuld op zich heeft genomen.
11. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
12. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.