ECLI:NL:RBDHA:2022:9239
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek uitkering op grond van de Uitkeringsregeling Backpay afgewezen wegens gebrek aan nieuwe feiten
In deze zaak hebben de erven van [A] een herzieningsverzoek ingediend bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, met betrekking tot een eenmalige uitkering op grond van de Uitkeringsregeling Backpay. Dit verzoek is eerder afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd. De rechtbank heeft op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eisers ongegrond is verklaard. De rechtbank oordeelde dat de eisers, als erfgenamen van hun vader, niet konden aantonen dat er nieuwe feiten waren die hun recht op de uitkering konden onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van 6 mei 2019 niet als een eerste aanvraag kon worden beschouwd, maar als een herhaalde aanvraag, en dat de eerdere afwijzing van 22 juni 2016 onherroepelijk was. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de ingebrachte bewijsstukken, waaronder een groepsfoto en een verklaring van mevrouw [B], niet voldoende waren om de claim van eisers te ondersteunen. De rechtbank concludeerde dat het besluit van de minister om het herzieningsverzoek af te wijzen, terecht was en dat er geen aanleiding was om dit besluit als evident onredelijk aan te merken. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.