ECLI:NL:RBDHA:2022:9249

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
21/3343
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag extra uren toegevoegde rechtsbijstand in asielprocedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2022, in de zaak met nummer SGR 21/3343, wordt het beroep van eiseres, een advocaat, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor extra uren toegevoegde rechtsbijstand beoordeeld. De aanvraag was door verweerder, het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, afgewezen met een besluit van 10 december 2020, en na bezwaar bleef verweerder bij deze afwijzing met een besluit van 25 maart 2021. Eiseres had aangevoerd dat haar cliënt, die vanwege psychische problematiek en trauma niet in staat was zijn asielverhaal te doen, extra aandacht nodig had in de procedure, vooral gezien de risico's bij terugkeer naar Iran.

De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft besloten dat er geen sprake is van een bijzondere rechtsvraag of een omvangrijk feitencomplex dat rechtvaardigt dat de zaak niet binnen de forfaitaire tijdsgrens kan worden afgehandeld. De rechtbank stelt vast dat de argumenten van eiseres, waaronder de psychische toestand van haar cliënt en de complexiteit van de zaak, niet voldoende zijn om aan te tonen dat de zaak feitelijk complex is. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag voor extra uren rechtsbijstand door verweerder niet onredelijk is en dat het beroep van eiseres ongegrond is. Eiseres heeft geen recht op vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt voor deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3343

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2022 in de zaak tussen

mr. [eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: H.J. Spiegelenberg).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor de toekenning van extra uren toegevoegde rechtsbijstand.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 10 december 2020 afgewezen.
Met het bestreden besluit van 25 maart 2021 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is advocaat. Zij heeft bij verweerder een aanvraag voor de toekenning van extra uren ingediend, omdat haar tijdsbesteding in een bepaalde zaak uitgaat boven de voorgeschreven 21 uren.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Er is volgens verweerder in de betreffende zaak geen sprake van een bijzondere rechtsvraag of omvangrijk feitencomplex die met zich brengt dat de zaak niet in redelijkheid binnen de tijdsgrens kan worden afgehandeld.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag en voert daar het volgende tegen aan. Eiseres stelt dat er wel degelijk sprake is van een omvangrijk feitencomplex. Haar cliënt was vanwege psychische problematiek en trauma niet in staat zijn asielverhaal te doen tijdens de eerder gevoerde asielprocedures. Nu haar client bij terugkeer naar het land van herkomst (Iran) de doodstraf riskeert, is het extra belangrijk dat er voldoende aandacht wordt besteed aan deze zaak. Het feit dat er twee eerdere procedures zijn gevoerd, waar eiseres niet bij betrokken is geweest, levert extra werk op. Zij is afhankelijk van verklaringen en bewijsstukken van personen over de hele wereld, waarvoor zij aanspreekpunt is. De zaaksbehandeling van personen met trauma kost bovendien meer tijd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter geeft artikel 31, tweede lid, van het Bvr [1] verweerder beoordelingsruimte en daarmee de bevoegdheid beleid vast te stellen ten aanzien van de afhandeling en beoordeling van bewerkelijke zaken en het op grond daarvan toekennen van extra uren rechtsbijstand boven de forfaitaire urengrens. Het beleid van verweerder voor het toekennen van extra uren als bedoeld in artikel 31, tweede lid, van het Bvr is niet onredelijk. Gegeven het forfaitaire karakter van het toevoegingenstelsel, hoeft niet iedere overschrijding van het aantal verleende uren tot honorering van een verzoek om extra uren te leiden. [2]
5. Uitgangspunt van verweerders beleid [3] is dat alle zaken binnen het forfait kunnen worden afgehandeld. In een klein aantal gevallen kan van de advocaat in redelijkheid niet worden verwacht dat hij een heel complexe zaak binnen de tijdgrens van het forfait afhandelt. Voor deze uitzonderlijke gevallen kan toestemming worden gevraagd om meer uren aan de zaak te mogen besteden.
6. Uit het beleid volgt dat de zaak een zodanig karakter moet hebben dat de behandeling ervan in redelijkheid niet binnen de tijdsgrens heeft kunnen plaatsvinden. Verweerder spreekt volgens het beleid van een bewerkelijke zaak als sprake is van een omvangrijk juridisch relevant feitencomplex (feitelijke complexiteit) of als sprake is van bijzondere rechtsvragen die zelden voorkomen (juridische complexiteit).
7. Het systeem van vergoedingen is zo ingericht dat een belanghebbende de ene keer minder tijd en de andere keer meer tijd zal (moeten) besteden aan het uitzoeken van voorliggende rechtsvragen. Het besteden van meer uren aan de in de zaak voorliggende rechtsvragen wordt in eerste instantie geacht te zijn verwerkt in het forfaitaire stelsel van vergoedingen voor rechtsbijstand. Gegeven het forfaitaire karakter van het toevoegingenstelsel hoeft niet iedere overschrijding van het aantal verleende uren tot honorering van een verzoek om extra uren te leiden. Nu eiseres zich beroept op een uitzonderingssituatie is het aan haar om aannemelijk te maken dat hier een bewerkelijke zaak voorligt.
8. Anders dan door eiseres is gesteld, is de rechtbank niet gebleken van een extra bewerkelijke zaak. Het gaat om de vraag of aan de cliënt van eiseres een verblijfsvergunning asiel moet worden verleend. Niet is gebleken van bijzondere rechtsvragen. Het feit dat er veel informatie moet worden verzameld ter onderbouwing van de asielaanvraag, is op zichzelf niet bijzonder in een asielprocedure en leidt er niet toe dat er sprake is van feitelijke complexiteit zoals bedoeld in het beleid. [4] Ook factoren die herleidbaar zijn tot de persoon(lijkheid) van de rechtszoekende, bijvoorbeeld een psychische stoornis of trauma, maken de zaak niet feitelijk complex. Het betoog van eiseres slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9 Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft de kosten die eiseres heeft gemaakt voor deze procedure niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2022.
(de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen)
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 27 maart 2019.
3.Neergelegd in de Werkinstructies extra uren (te raadplegen op
4.Werkinstructie ‘Eerste aanvraag extra uren’’ (