1.2Op 13 oktober 2020 heeft referent voor eiseres onderhavige mvv-aanvraag ingediend. Volgens eiseres is sprake van beschermenswaardig familieleven tussen haar, haar zoon en haar kleinkinderen. Daartoe is, onder andere door referent tijdens de hoorzitting op 22 maart 2021, aangevoerd dat eiseres vanaf zijn geboorte in 1974, haar enige kind, tot aan zijn vertrek in november 2018 met hem (en later zijn echtgenote en hun drie kinderen) heeft samengewoond. Hoewel eiseres getrouwd was, is haar man in 2013 overleden. Eiseres woont nu bij familie, maar kan daar niet blijven. Zij heeft geen broers en zussen of overige familie in Pakistan. Het voltallige gezin is van de Ahmadiyya geloofsgemeenschap, waarvan de leden stelselmatig worden vervolgd in Pakistan. Het is ook de reden waarom referent is erkend als vluchteling. Eiseres geeft aan dat zij zonder man in het huishouden niet goed zelfstandig kan functioneren en dat zij, gelet op haar geloof en de patriarchale Pakistaanse samenleving, zeer kwetsbaar is. Referent voorzag in het levensonderhoud en zorgde dat eiseres de benodigde medische zorg kreeg. Referent en zijn kinderen hebben twee tot drie keer per dag telefonisch contact met eiseres. Eiseres en de oudste dochter van referent hebben een heel sterke band, ze sliepen in Pakistan altijd samen. Eiseres heeft geen inkomsten en is afhankelijk van de financiële steun van referent, die zelf in de bijstand leeft.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (‘more than normal emotional ties’, hierna: MTNET) tussen eiseres en referent en dus geen sprake is van beschermenswaardig familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Terugkomend van de beslissing hierover in het primaire besluit, wordt door verweerder in het bestreden besluit dit beschermenswaardig familie- of gezinsleven tussen eiseres en haar kleinkinderen wèl aangenomen, maar de daarop volgende belangenafweging valt in het nadeel van eiseres uit. Het belang van een restrictief toelatingsbeleid prevaleert volgens verweerder boven het belang van referente en haar kleinkinderen om het gezinsleven in Nederland uit te kunnen oefenen. Eiseres is het niet met de afwijzing eens.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Het is vaste jurisprudentie van het EHRMdat pas kan worden gesproken van beschermenswaardig gezinsleven tussen ouders en hun meerderjarige kinderen bij MTNET; hiervoor moet sprake zijn van bijkomende elementen van afhankelijkheid (‘additional elements of dependancy’).Het betoog van eiseres dat verweerder, al vanwege het feit dat eiseres altijd tot het kerngezin van referent is blijven behoren, direct over had moeten gaan tot het verrichten van een belangenafweging, slaagt gelet op voorgaande dan ook niet.
4. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank daarentegen wel terecht aangevoerd dat verweerder, door te beoordelen of eiseres na de scheiding van referent al dan niet in staat is zelfstandig te functioneren, een onjuist toetsingskader aan de MTNET-toets ten grondslag heeft gelegd. Uit vaste jurisprudentie van het EHRM volgt namelijk dat de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, waarbij sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid, een vraag is van feitelijke aard en dat de beantwoording daarvan afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden.Voor de beoordeling of daarvan sprake is, kunnen relevant zijn: eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van betrokkenen en de banden met het land van herkomst. Door te toetsen of iemand na een scheiding in staat is zelfstandig te functioneren, wordt naar het oordeel van de rechtbank een hogere lat opgeworpen dan wanneer wordt getoetst of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Desgevraagd heeft verweerder op de zitting aangegeven dat deze ‘zelfstandig functioneren’-toets weliswaar diverse keren bij de besluitvorming is betrokken, maar dat dit slechts een bijkomend element is geweest in de beoordeling. Zoals te doen gebruikelijk zijn de hiervoor genoemde bijkomende elementen van afhankelijkheid nagelopen, maar behoort bij de algehele beoordeling hiervan wel de ‘zelfstandig functioneren’-toets, aldus verweerder. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Uit het bestreden besluit blijkt immers dat verweerder de ‘zelfstandig functioneren’-toets tot negen keer heeft toegepast bij de beoordeling of sprake is van MTNET, terwijl een dergelijke invulling niet volgt uit de jurisprudentie van het EHRM dan wel de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Verweerder heeft dan ook onjuist getoetst waardoor sprake is van een motiveringsgebrek.
5. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder eveneens onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de emotionele band, ondanks het altijd hebben samengewoond, tussen eiseres en referent als gangbaar moet worden aangemerkt. Onduidelijk is namelijk welk referentiekader verweerder hierbij hanteert. In Nederland is het immers niet of veel minder gebruikelijk dat een volwassen zoon in het ouderlijk huis blijft wonen, zelfs wanneer hij trouwt, maar in Pakistan wellicht wel. Afhankelijk van het gekozen referentiekader, komt ook de emotionele band tussen ouders en meerderjarige kinderen in een ander beoordelingsperspectief te staan. Op zitting heeft verweerder aangegeven dat de beoordeling van een al dan niet gangbare emotionele band, afhankelijk is van de feiten en omstandigheden in een betreffende zaak. Een vastomlijnde definitie heeft verweerder niet kunnen geven, bij gebreke waarvan een individuele beoordeling naar het oordeel van de rechtbank niet mogelijk is. De feiten en omstandigheden van een individuele zaak zoals die van eiseres moeten immers ergens mee vergeleken worden om te kunnen beoordelen of sprake is van een emotionele band die al dan niet gangbaar is.
6. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder de elementen die zijn beoordeeld in het kader van de MTNET-toets, ook kenbaar in onderling samenhang heeft beoordeeld. Dat verweerder in een enkele zin in het bestreden besluit heeft opgenomen dat dit wèl is gebeurd, is daarvoor gelet op het volgende niet voldoende. Hoewel verweerder aanneemt dat eiseres altijd heeft samengewoond met referent, stelt verweerder zich op het standpunt dat niet is aangetoond dat eiseres voor zijn vertrek uit Pakistan financieel afhankelijk was van hem. Dit is een bevreemdingwekkende conclusie gelet op het feit dat verweerder aanneemt dat eiseres sinds 2013 weduwe is, zij nooit heeft gewerkt en referent kostwinner is geweest van het gezin. Gelet hierop is het dan ook aannemelijk dat eiseres financieel afhankelijk was van referent. Ten aanzien van het element emotionele afhankelijkheid heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat de enkele verwijzing naar stukken van algemene aard, onvoldoende is om aan te nemen dat eiseres problemen ondervindt als gevolg van het behoren tot de geloofsgemeenschap van de Ahmadiyya. Zonder nadere motivering acht de rechtbank het ook in dit kader echter niet begrijpelijk dat verweerder bij de beoordeling van de emotionele afhankelijkheid niet kenbaar meeweegt dat eiseres altijd met referent en zijn gezin heeft samengewoond.
7. Gelet op de geconstateerde motiveringsgebreken in verweerders beoordeling van de vraag of sprake is van MTNET tussen eiseres en referent, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook past de rechtbank niet een bestuurlijke lus toe, omdat dat volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
8. Omdat de uitkomst van een hernieuwde beoordeling van het gezinsleven tussen eiseres en referent, ook gevolgen kan hebben voor de beoordeling van het gezinsleven tussen eiseres en haar kleinkinderen (en de daarbij gemaakte belangenafweging), komt de rechtbank aan een verdere beoordeling van de zaak niet toe. Bij de hernieuwde beoordeling moet verweerder in het kader van de belangenafweging ook rekening houden met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
10. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder aan eiseres een vergoeding betalen voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.