ECLI:NL:RBDHA:2022:9397

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
16 september 2022
Zaaknummer
C/09/632498 / FA RK 22-4649
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag en benoeming voogdij; Afwijzing verzoek verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

Op 6 september 2022 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag over twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland te benoemen tot voogdes. De rechtbank oordeelde dat de ouders niet in staat waren om de zorg voor de minderjarigen te dragen, gezien de ernstige bedreigingen in hun ontwikkeling en de onvermogen van de ouders om aan de opvoedbehoeften van de kinderen te voldoen. De minderjarigen, die al sinds 2019 in een gezinsgerichte voorziening verblijven, hebben behoefte aan een stabiele en veilige omgeving, wat de ouders niet konden bieden. De kinderrechter heeft het verzoek tot gezagsbeëindiging toegewezen en de voogdij bij de gecertificeerde instelling belegd, om de belangen van de minderjarigen te waarborgen.

Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, nu het gezag van de ouders werd beëindigd. De rechtbank benadrukte dat de minderjarigen al veel hebben meegemaakt en dat het in hun belang is om duidelijkheid en stabiliteit te bieden. De ouders hebben onvoldoende inzicht getoond in de behoeften van de minderjarigen en zijn niet in staat gebleken om de nodige veranderingen door te voeren in hun opvoedvaardigheden. De kinderrechter heeft de beslissing mondeling uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is op 13 september 2022 vastgesteld.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: (I) C/09/632498 /FA RK 22-4649 & (II) C/09/632125 / JE RK 22-1421
Datum uitspraak: 6 september 2022
Beschikking van de kinderrechter
I. Beëindiging gezag en benoeming voogdijII. Afwijzing verzoek verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot
uithuisplaatsing
in de zaak naar aanleiding van de op 15 juli 2022 (I) en 12 juli 2022 (II) ingekomen verzoeken van:
I.
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
II.
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
-
[minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2009 te [geboorteplaats 1] , Marokko,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2012 te [geboorteplaats 2] , Marokko,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de man]
,
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
[de vrouw]
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
[gezinshuisouders]
hierna te noemen: de gezinshuisouders.
De gecertificeerde instelling, ten aanzien van verzoek I.
Het procesverloop
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • de verzoekschriften met bijlagen;
  • de e-mail van 2 september 2022 van de Raad.
Op 6 september 2022 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige 1] heeft bij de Raad kenbaar gemaakt dat zij niet door de kinderrechter gehoord wil worden op het verzoek en dat zij haar mening al aan de raadsonderzoeker heeft gegeven
(e-mailbericht van 2 september 2022).
De gezinshuisouders zijn opgeroepen en met bericht van verhindering via de Raad, niet op de zitting verschenen (eveneens e-mailbericht van 2 september 2022).
De ouders zijn opgeroepen en niet op de zitting verschenen.
Feiten
- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven feitelijk in een gezinsgerichte voorziening.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 september 2021 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd van 23 september 2021 tot 23 september 2022 alsmede voor dezelfde duur de machtiging [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening verlengd.
I. Verzoek tot gezagsbeëindiging
Verzoek van de Raad
De Raad verzoekt het gezag van de ouders over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogdes over de minderjarigen.
De Raad is van mening dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de ouders niet in staat zijn om binnen een aanvaardbare termijn de zorg voor de minderjarigen volledig te dragen. De minderjarigen hebben al veel meegemaakt in hun jonge leven en zijn als gevolg daarvan kwetsbaar. Bij beide minderjarigen is sprake van persoonlijke problematiek en zij hebben een bovengemiddeld opvoedklimaat nodig met ouders die voldoende zicht hebben op hun behoeften en daar op kunnen inspelen. Gebleken is dat de ouders de minderjarigen dit bovengemiddelde opvoedklimaat niet kunnen bieden. De ouders hebben weinig groei laten zien de afgelopen jaren en de nodige persoonlijke hulpverlening voor hen is niet van de grond gekomen. Zij tonen onvoldoende inzicht in wat de minderjarigen nodig hebben, erkennen de geschetste zorgen niet voldoende en vinden het moeilijk om het belang van de minderjarigen structureel voorop te stellen.
Daar komt bij dat de minderjarigen stress ervaren over een eventuele terugkeer naar huis en over het geven van toestemming van de ouders. De draagkracht van de minderjarigen is door hun kindeigen problematiek kleiner dan bij leeftijdsgenoten waardoor zij de onzekerheid over hun toekomstperspectief niet langer kunnen verdragen.
De minderjarigen laten in het gezinshuis langzaam een groei in hun ontwikkeling zien. Zij krijgen daar professionele begeleiding en er is een affectieve en vertrouwensrelatie met de gezinshuisouders opgebouwd. Het perspectief van de minderjarigen ligt volgens de Raad niet meer thuis. Om de minderjarigen duidelijkheid te geven over hun toekomstperspectief is het volgens de Raad noodzakelijk om het gezag van de ouders over hen te beëindigen.
De voogdij moet volgens de Raad bij de gecertificeerde instelling als onafhankelijke en neutrale partij worden belegd. De gecertificeerde instelling kan de ouders begeleiden bij verder contactherstel tussen hen en de minderjarigen zonder dat de relatie tussen de gezinshuisouders en de ouders onder druk komt te staan. Bovendien kan de gecertificeerde instelling de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] behartigen en meedenken over de nodige hulpverlening.
Standpunt van de gecertificeerde instelling
De gecertificeerde instelling heeft zich aangesloten bij het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling heeft naar voren gebracht dat de aanvaardbare termijn van de minderjarigen is verstreken. Ondanks de forse hulpverlening is de situatie de afgelopen vier jaar slechter geworden en zijn de zorgen nog aanwezig. De ouders kunnen de minderjarigen niet de opvoedomgeving bieden die zij nodig hebben en zij zijn onvoldoende veranderbaar gebleken. Er wordt bij de bezoeken nog steeds gezien dat de ouders niet in staat zijn om zich aan de veiligheidsafspraken te houden. De gecertificeerde instelling hoopt dat er met duidelijkheid rust komt en weer gewerkt kan worden aan contactherstel met de kinderen.
II. Verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
Verzoek van de gecertificeerde instelling
Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar en tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een gezinsgerichte voorziening voor de duur van één jaar. De gecertificeerde instelling heeft ter onderbouwing van de verzoeken naar voren gebracht dat verlenging van de maatregelen noodzakelijk is om de rust, stabiliteit en sensitiviteit die de minderjarigen ontvangen in de huidige opvoedomgeving te waarborgen, indien de rechtbank niet overgaat tot gezagsbeëindiging. De minderjarigen worden nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd en de ouders kunnen niet voldoende bij hen aansluiten en de zorg over de minderjarigen dragen.
Beoordeling
I. Verzoek tot gezagsbeëindiging
De rechtbank kan op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de ouders niet beschikken over de opvoedvaardigheden die nodig zijn om aan te sluiten bij de speciale opvoedbehoefte van de minderjarigen. De minderjarigen hebben deze behoefte mede door wat zij allemaal al hebben meegemaakt. Er zijn ernstige zorgen over wat de minderjarigen hebben meegemaakt in hun jeugd in Marokko (vermoedelijk blootgesteld aan geweld, drugs en seksueel grensoverschrijdend gedrag) en daarna de ingrijpende gebeurtenissen in Nederland (getuige zijn van huiselijk geweld, spanningen in de thuissituatie, alcoholgebruik van de moeder en de uithuisplaatsing). De minderjarigen laten signalen zien die passend zijn bij trauma. Zij hebben hiervoor behandeling nodig. Bij [minderjarige 1] is te zien dat zij continu alert is. [minderjarige 2] voelt veel onrust over het verleden. Het is gelukt om voor [minderjarige 2] hulpverlening op te starten. [minderjarige 1] was hier nog niet aan toe. In het gezinshuis wordt trauma sensitief op de minderjarigen gereageerd en gezien wordt dat zij hier baat bij hebben. De minderjarigen laten voorzichtig een groei in hun ontwikkeling zien. Er is een hechtingsrelatie tussen de minderjarigen en de gezinshuisouders ontstaan. Daarnaast leidt de rechtbank uit het rapport af dat de minderjarigen de wens hebben om op te groeien in het gezinshuis en dat zij last hebben van onzekerheid over hun toekomstperspectief. De minderjarigen wonen al sinds 2019 bij de gezinshuisouders en de voor hen aanvaardbare termijn om onzekerheid te ervaren over hun opvoedperspectief is verstreken. Sinds de uithuisplaatsing heeft het contact tussen de minderjarigen en de ouders wisselend plaatsgevonden. De ingezette hulpverlening heeft bij de ouders niet geleid tot een verbetering in hun opvoedvaardigheden en de persoonlijke hulpverlening is niet van de grond gekomen. Het lukt de ouders onvoldoende om de zorgen te zien en voelen waardoor het is voor hen lastig is om bij de minderjarigen aan te sluiten. Tijdens de bezoeken blijkt bovendien dat het de ouders niet altijd lukt om zich aan de veiligheidsafspraken te houden en daarmee de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor ogen te houden. Gezien de patronen van de ouders en omdat het hen niet lukt om blijvend een groei te laten zien, bestaat bij de rechtbank niet de verwachting dat de ouders op een korte termijn de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer volledig zelf op zich kunnen nemen.
Gelet op voorgaande overwegingen zal de rechtbank het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders toewijzen, zodat rust en duidelijkheid voor de minderjarigen en de ouders ontstaat en dat de minderjarigen meer toekomen aan hun ontwikkeling.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] komt te ontbreken, moet de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hen benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt. Uit de stukken maakt de kinderrechter op dat de ouders, indien het ouderlijk gezag wordt ontnomen, willen dat het gezag bij de gezinshuisouders wordt belegd. De gezinshuisouders bieden goede zorg aan de minderjarigen, de minderjarigen wonen daar samen en zij hebben positief contact. De Raad heeft gesteld dat het beter is om het gezag bij de gecertificeerde instelling, als neutrale partij, te beleggen zodat de gezinshuisouders zich kunnen blijven richten op positief contact met de ouders en de relatie met hen niet onder druk komt te staan. De gecertificeerde instelling heeft zich tijdens de zitting aangesloten bij het standpunt van de Raad. De kinderrechter volgt het standpunt van de Raad en is van oordeel dat het te vroeg is om de voogdij over de minderjarigen bij de gezinshuisouders te beleggen. Het is in het belang van de kinderen dat de relatie tussen de ouders en de pleegouders niet onder druk komt te staan. Daardoor blijft er ruimte om te werken aan uitbreiding van het contact. Daarbij zal het tempo van de minderjarigen wel leidend moeten blijven. De gecertificeerde instelling kan de ouders blijven ondersteunen bij de bestendiging van het contactherstel en de ouders helpen invulling te geven aan hun ouderrol op afstand.
De gecertificeerde instelling heeft op 8 juli jl. zich schriftelijk bereid verklaard de voogdij over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te aanvaarden. De kinderrechter zal dan ook de voogdij over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de gecertificeerde instelling beleggen.
II. Verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
Nu het gezag van de ouders wordt beëindigd, komt de kinderrechter tot afwijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing.
Beslissing
De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van:
  • de moeder: [de vrouw] , geboren op [geboortedag 3] 1982 te [geboorteplaats 3] , Marokko, en
  • de vader: [de man] , geboren op [geboortedag 4] 1956 te [geboorteplaats 4] ,
over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1]
  • [minderjarige 2] geboren [geboortedag 2] 2012 te [geboorteplaats 2] , Marokko;
benoemt tot voogdes over voormelde minderjarige:
-
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2022 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Amelsvoort als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 september 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.