ECLI:NL:RBDHA:2022:9479

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
21_5779
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dubbele kinderbijslag voor kinderen met zorgbehoefte op basis van medische adviezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een moeder die dubbele kinderbijslag aanvroeg voor haar twee zonen, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), die deze aanvraag had afgewezen. Eiseres had in oktober 2020 aanvragen ingediend voor dubbele kinderbijslag voor haar zonen [A] en [B], maar deze aanvragen werden afgewezen op basis van adviezen van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De rechtbank heeft de zaak behandeld op 2 augustus 2022, waarbij eiseres niet aanwezig was, maar de SVB vertegenwoordigd was door een gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de SVB de aanvragen had afgewezen omdat de zorgscore van beide kinderen volgens het CIZ nul punten bedroeg, terwijl voor dubbele kinderbijslag een minimale zorgscore van drie punten vereist is. Eiseres voerde aan dat haar kinderen altijd zorg nodig hebben en dat zij niet in staat zijn om zelfstandig naar school te gaan. Ter onderbouwing heeft zij medische verklaringen overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat het advies van de medisch adviseur van het CIZ zorgvuldig tot stand was gekomen en dat er geen reden was om aan de juistheid van dit advies te twijfelen.

De rechtbank concludeerde dat de SVB op goede gronden de aanvragen voor dubbele kinderbijslag had afgewezen, omdat de zorgscores niet voldeden aan de vereisten. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 13 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5779

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Verbeek).

Procesverloop

Bij besluit van 16 oktober 2020 (primair besluit I) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om met ingang van het derde kwartaal van 2020 in aanmerking te komen voor dubbele kinderbijslag vanwege haar zoon [A] , afgewezen.
Bij besluit van 6 november 2020 (primair besluit II) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om met ingang van het derde kwartaal van 2020 in aanmerking te komen voor dubbele kinderbijslag vanwege haar zoon [B], afgewezen.
Bij besluiten van 20 juli 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten I en II ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Totstandkoming van het bestreden besluit
1.1.
Op 24 augustus 2020 en 27 augustus 2020 heeft eiseres dubbele kinderbijslag in de zin van artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) aangevraagd voor haar zoon [A] , geboren op [geboortedag 1] 2005, en haar zoon [B], geboren op [geboortedag 2] 2008.
1.2.
Verweerder heeft daarop de primaire besluiten genomen en de aanvragen afgewezen. Verweerder heeft aan deze besluiten de adviezen van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) van 8 oktober 2020 ( [A] ) en 2 november 2020 ([B]) ten grondslag gelegd.
1.3.
Naar aanleiding van het door eiseres gemaakte bezwaar heeft verweerder opnieuw advies ingewonnen bij het CIZ. Het CIZ heeft zowel ten aanzien van [A] als [B] op 22 juni 2021 rapport uitgebracht.
1.4.
Bij de bestreden besluiten heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd dat zowel ten aanzien van [A] als ten aanzien van [B] geen recht op dubbele kinderbijslag bestaat. Uit de CIZ-adviezen blijkt volgens verweerder dat voor beide kinderen de zorgscore nul punten bedraagt, terwijl om voor dubbele kinderbijslag in aanmerking te komen een minimale zorgscore van 3 is vereist.
Wat voert eiseres in beroep aan?
2. Eiseres voert aan dat [A] en [B] altijd zorg nodig hebben, zowel ’s avonds als overdag. Zij missen daardoor veel van school. De kinderen zijn niet in staat om zelfstandig zich klaar te maken om naar school te gaan. Ter onderbouwing van haar beroep heeft eiseres verklaringen overgelegd van de kinderarts Nuijsink van 28 oktober 2021 betreffende [A] en [B]. Ook heeft zij betreffende [A] een doorverwijzing van de huisarts naar de logopedie en stotterpraktijk, een afspraakbevestiging voor de KNO-arts en een afspraak voor een voedselprovocatietest overgelegd.
Het juridisch kader
3.1.
Op grond van artikel 7a, eerste lid, van de AKW heeft een verzekerde voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 12, eerste en tweede lid, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
3.2.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK) is sprake van intensieve zorg als bedoel in artikel 7a, eerste lid, van de AKW als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard.
3.3.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van het BUK wint de Sociale verzekeringsbank om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, een op medische gegevens gebaseerd advies in bij het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg.
3.4.
Ingevolge artikel 12, tweede lid, van het BUK worden bij ministeriele regeling nadere regels gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd. Deze regels zijn neergelegd in de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling).
3.5.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling kan de Sociale verzekeringsbank vaststellen dat er sprake is van intensieve zorg, indien het advies van het CIZ positief luidt. Op grond van het tweede lid van dat artikel luidt het advies positief indien (voor zover hier relevant): (b) het kind blijkens de beoordeling van het CIZ intensieve zorg nodig heeft.
3.6.
In artikel 3, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat de beoordeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, tot stand komt aan de hand van de volgende items:
a. lichaamshygiëne;
b. zindelijkheid;
c. eten en drinken;
d. mobiliteit;
e. medische verzorging;
f. gedrag;
g. communicatie;
h. alleen thuis zijn;
i. begeleiding buitenshuis;
j. bezig houden, handreikingen.
3.7.
Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Regeling kent het CIZ op een item een punt toe, indien het oordeelt dat er op dat onderdeel sprake is van een zware zorgbehoefte. Ingevolge het derde lid behoeft het kind tussen 10-17 jaar intensieve zorg indien het CIZ minimaal 3 punten toekent.
3.8.
Het CIZ hanteert bij de beoordeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling, het Beoordelingskader BUK 2018 (Beoordelingskader). Hierin is bij ieder item als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling uitgewerkt wanneer een punt wordt toegekend. Verder is bij ieder item vermeld - als hulpmiddel en niet limitatief - wanneer geen score wordt toegekend.
Het oordeel van de rechtbank
4.1.
Op verzoek van verweerder heeft de medisch adviseur van het CIZ naar aanleiding van het door eiseres gemaakte bezwaar op 22 juni 2021 rapport uitgebracht omtrent [B]. Deze medisch adviseur heeft in het kader van zijn onderzoek kennis genomen van het door eiseres ingevulde vragenformulier en de voorhanden medische rapporten, met name het rapport van de regiebehandelaar verbonden aan Youz van 7 oktober 2020, het rapport van de kinder- en jeugdpsycholoog Van den Kerkhof en psycholoog Van der Leden van maart 2019 en het rapport van de kinderarts Nuijsink van 8 september 2020. Ook heeft deze arts telefonisch gesproken met eiseres op 18 januari 2021, 4 mei 2021 (telefonische hoorzitting) en 12 juli 2021. Ook is gesproken met de heer Tangali, verbonden aan het Diamant college, op 8 maart 2021.
4.2.
De medisch adviseur heeft in haar rapport vermeld dat [B] bekend is met een aandoening van de luchtwegen en psychiatrische problematiek, waarvoor hij medicamenteuze en fysiotherapeutische behandeling krijgt. Tevens is er sprake van stressgerelateerde maag/darmklachten. [B] heeft regelmatig behoefte aan onder andere structuur, duidelijkheid, voorspelbaarheid en regelmaat. Hiervoor is hij deels aangewezen op hulp van derden. Een medische noodzaak voor permanent toezicht, continue begeleiding van derden is op basis van de beschikbare gegevens echter niet vast te stellen. De medisch adviseur heeft geconcludeerd dat op alle items zoals vermeld onder rechtsoverweging 3.6 er geen zorgscores zijn aan te nemen.
4.3.
Ook ten aanzien van [A] heeft de medisch adviseur op 22 juni 2021 rapport uitgebracht. In het kader van zijn onderzoek heeft de medisch adviseur kennis genomen van het door eiseres ingevulde vragenformulier en de voorhanden medische rapporten, met name het rapport van de regiebehandelaar verbonden aan De Jutters van 6 november 2017, de informatie van de huisarts op 13 november 2017 en het rapport van de kinderarts Nuijsink van 4 september 2020. Ook heeft deze arts telefonisch gesproken met eiseres op 9 december 2020, 4 mei 2021 (telefonische hoorzitting) en 12 juli 2021. Ook is gesproken met mevrouw Bouyaghlafane, als mentor verbonden aan het Diamant college, op 18 februari 2021.
4.4.
De medisch adviseur heeft in haar rapport vermeld dat [A] bekend is met een allergische constitutie, waarbij hij onder andere allergisch is voor bepaalde voedingsproducten. Tevens is hij bekend met een aandoening aan de luchtwegen, die volgens de behandelaar moeilijk behandelbaar is. Er wordt maximaal medicamenteus behandeld, met orale medicatie, vernevelen, extra medicatie bij exacerbatie en maandelijkse injecties. Met deze behandeling zijn de klachten niet verdwenen, maar onder controle. In periodes met exacerbaties (ongeveer 1-2 keer per maand) heeft [A] toenemende energetische beperkingen. Hij is dan aangewezen op intensievere zorg, meer hulp en overname van de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), meer hulp bij toiletgang, et cetera. In de periode zonder exacerbaties is [A] echter niet aangewezen op intensieve zorg. Tot slot is [A] opnieuw verwezen naar Youz vanwege recidieve angst- en spanningsklachten. Niet valt uit te sluiten dat door de behandeling vermindering van klachten is te verwachten, waardoor verbetering in functioneren en zodoende afname van begeleidingsbehoefte is te verwachten. De medisch adviseur heeft geconcludeerd dat op alle items er geen zorgscores zijn aan te nemen.
4.5.
Het is vaste rechtspraak dat het advies van de medisch adviseur van het CIZ een deskundigenadvies is en dat verweerder bij de besluitvorming van dergelijke adviezen mag uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies of twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan. [1]
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek met de door medisch adviseur ondernomen onderzoeksactiviteiten volledig is geweest en dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder heeft dan ook de adviezen aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen. De medisch adviseur heeft per item inzichtelijk en voldoende gemotiveerd waarom voor beide kinderen geen zorgscore kan worden toegekend. De rechtbank merkt – in navolging van de medisch adviseur – daarbij op dat het niet scoren van een item niet betekent dat er geen sprake is van extra ouderlijke zorg. Het betekent dat deze zorg niet de drempel van 'in ernstige mate zwaarder' haalt.
4.7.
De door eiseres in beroep overgelegde verklaringen van kinderarts Nuijsink van 28 oktober 2021 en de afspraakbevestiging voor de KNO-arts van 1 oktober 2020 (voor [A] ) geeft de rechtbank geen reden tot een ander oordeel te komen. De medisch adviseur heeft in zijn aanvullende rapporten van 20 juli 2022 afdoende gemotiveerd dat deze informatie geen reden geeft om tot een ander standpunt te komen.
4.8.
Het vorenstaande betekent dat verweerder het verzoek van eiseres, om met ingang van het derde kwartaal van 2020 in aanmerking te komen voor dubbele kinderbijslag voor haar zoons [A] en [B], op goede gronden heeft afgewezen.
Conclusie
5.1
Het beroep is ongegrond.
5.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2022.
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 25 september 2012, ECLI:NL:CRVB: 2012:BX8145.