ECLI:NL:RBDHA:2022:9499
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning en terugkeerbesluit met verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Yildirim, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning had afgewezen en hem een terugkeerbesluit had opgelegd. Het primaire besluit werd genomen op 6 mei 2021. Na het indienen van bezwaar, verklaarde de staatssecretaris op 11 oktober 2021 het bezwaar ongegrond, wat leidde tot het indienen van beroep door de eiser. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter overwoog dat, aangezien er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer was, het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De rechter benadrukte dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.