In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 september 2022 uitspraak gedaan in een procedure over de asielaanvraag van eiseres, die de Eritrese nationaliteit heeft. Eiseres had op 9 juni 2022 in Nederland een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde deze aanvraag niet-ontvankelijk. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat eiseres sinds 10 april 2018 internationale bescherming geniet in Duitsland. Eiseres voerde aan dat zij geen internationale bescherming meer geniet, omdat haar verblijfsvergunning in Duitsland op 1 september 2022 was verlopen en zij slechts een tijdelijke verblijfsvergunning had ontvangen die geldig was tot die datum. Bovendien had zij vanwege haar zwangerschap uitstel van vertrek gekregen.
De rechtbank heeft de zaak op 1 september 2022 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat het verstrijken van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning niet betekent dat eiseres geen verblijfsrecht meer heeft in Duitsland. De rechtbank stelde vast dat eiseres nog steeds internationale bescherming geniet, ondanks het feit dat haar verblijfsdocument was verlopen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag van eiseres niet-ontvankelijk was en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank wees erop dat de Duitse autoriteiten verplicht zijn om de markering in het Eurodac-systeem te verwijderen wanneer de verblijfsstatus van de betrokkene is ingetrokken of beëindigd, en dat er geen bewijs was dat Duitsland deze verplichting niet was nagekomen.
De uitspraak werd gedaan door mr. E.F. Bethlehem, en de griffier was mr. M.Ch. Grazell. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.