Op 19 januari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S.S.M. van Beek, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door M. Noslin. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn aanvraag op 4 juni 2021 heeft ingediend en dat verweerder uiterlijk op 5 december 2021 had moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 8 december 2021 in gebreke gesteld, waarna het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, rekening houdend met de noodzaak voor zorgvuldige besluitvorming. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 379,50, omdat eiser juridische bijstand had ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.