ECLI:NL:RBDHA:2022:9518
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument EU/EER op basis van schijnrelatie en tegenstrijdige verklaringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Marokkaanse man, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, welke door de staatssecretaris was afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat er geen duurzame en exclusieve relatie zou zijn tussen de eiser en zijn Poolse partner, maar dat er sprake zou zijn van een schijnrelatie. De staatssecretaris baseerde deze conclusie op tegenstrijdige verklaringen die de eiser en zijn partner tijdens een hoorzitting hadden afgelegd over belangrijke aspecten van hun relatie.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser behandeld op 8 augustus 2022, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de tegenstrijdige verklaringen van de eiser en zijn partner van wezenlijk belang waren voor de beoordeling van de oprechtheid van hun relatie. De rechtbank stelde vast dat de verklaringen over essentiële gebeurtenissen in hun leven niet consistent waren, wat leidde tot twijfels over de duurzaamheid van hun relatie.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zich op het standpunt mocht stellen dat er geen sprake was van een duurzame en exclusieve relatie, en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.