ECLI:NL:RBDHA:2022:9518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
AWB 22/1527
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsdocument EU/EER op basis van schijnrelatie en tegenstrijdige verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Marokkaanse man, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, welke door de staatssecretaris was afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat er geen duurzame en exclusieve relatie zou zijn tussen de eiser en zijn Poolse partner, maar dat er sprake zou zijn van een schijnrelatie. De staatssecretaris baseerde deze conclusie op tegenstrijdige verklaringen die de eiser en zijn partner tijdens een hoorzitting hadden afgelegd over belangrijke aspecten van hun relatie.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser behandeld op 8 augustus 2022, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de tegenstrijdige verklaringen van de eiser en zijn partner van wezenlijk belang waren voor de beoordeling van de oprechtheid van hun relatie. De rechtbank stelde vast dat de verklaringen over essentiële gebeurtenissen in hun leven niet consistent waren, wat leidde tot twijfels over de duurzaamheid van hun relatie.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zich op het standpunt mocht stellen dat er geen sprake was van een duurzame en exclusieve relatie, en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/1527

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.J.W.F. Deen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van Twillert).

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsdocument EU/EER [1] afgewezen.
Bij brieven van 11 oktober 2021 en 24 januari 2022 is aan eiser het voornemen tot opleggen van een inreisverbod kenbaar gemaakt.
Bij besluit van 28 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en aan eiser een inreisverbod opgelegd voor twee jaren.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook referente is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1966 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij beoogt verblijf bij zijn gestelde partner [A] (referente) in Nederland. Referente heeft de Poolse nationaliteit.
2. Verweerder heeft de aanvraag voor een verblijfsvergunning afgewezen, omdat er geen sprake zou zijn van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiser en referente, maar van een schijnrelatie. Volgens verweerder zijn eiser en referente een relatie aangegaan met als enig doel om het recht van vrij verkeer en verblijf, neergelegd in de Verblijfsrichtlijn [2] , te kunnen genieten. Daartoe is redengevend dat eiser en referente tijdens de hoorzitting uiteenlopende, vage, tegenstrijdige en onware verklaringen hebben afgelegd over essentiële onderdelen van hun gestelde relatie.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert – kort samengevat – het volgende aan. Uit de tegenstrijdige verklaringen kan niet de conclusie worden getrokken dat er sprake is van een schijnrelatie tussen eiser en referente. De oorzaak voor deze tegenstrijdige verklaringen is immers mogelijk gelegen in de gebrekkige taalbeheersing van elkaars taal, het ontbreken van een gemeenschappelijke taal, de aanwezigheid van tolken in het Pools en Arabisch bij het gehoor en interpretatieverschillen. Tot slot had verweerder moeten onderzoeken of eiser en referente een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Eiser heeft verzocht zijn gronden in bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen in beroep. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van de gronden in bezwaar, kan de rechtbank niet afleiden waarom eiser van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding dat besluit te vernietigen.
4.1.
Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [3] volgt dat van een vreemdeling en de gestelde partner mag worden verwacht dat zij over belangrijke/essentiële gebeurtenissen in hun leven eenduidige verklaringen afleggen. De tegenstrijdige en uiteenlopende verklaringen die eiser en referente tijdens het gehoor hebben afgelegd zijn daarom van wezenlijk belang voor de beoordeling of zij een deugdelijk bewezen duurzame relatie hebben. De rechtbank stelt met verweerder vast dat eiser en referente op essentiële punten verschillend en tegenstrijdig hebben verklaard, onder andere over het verloop van de eerste ontmoeting, de periode na de eerste ontmoeting, de werkzaamheden van referente voordat zij naar Nederland kwam, de achternaam van referente, het bezoek op de verjaardag van referente, het contact met de kinderen van referente en de coronavaccinaties. Ook op zitting is tegenstrijdig verklaard door eiser. Op zitting heeft hij verklaard dat hij en referente een relatie hebben sinds 2015, maar bij het gehoor is 2020 als startdatum van de gestelde relatie genoemd.
4.2.
Eiser en referente hebben geen afdoende verklaringen gegeven voor bovengenoemde tegenstrijdige verklaringen. De stelling van eiser dat de aanwezigheid van de tolken bij het gehoor een mogelijk oorzaak is voor de tegenstrijdige verklaringen, volgt de rechtbank niet, nu niet is gebleken van (ver)taalproblemen bij het gehoor. Eiser heeft ook niet aangegeven om welke verklaringen het hierbij precies gaat. Ook de stelling van eiser dat de oorzaak is gelegen in de gebrekkige communicatie dan wel interpretatieverschillen, volgt de rechtbank niet. De tegenstrijdige verklaringen zien op feitelijkheden en lopen dermate uit elkaar dat van verschillende interpretaties geen sprake kan zijn.
4.3.
De enkele stelling van eiser dat er wel degelijk sprake is van een duurzame exclusieve relatie in combinatie met de door eiser overgelegde foto’s heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. De foto’s betreffen slechts enkele momentopnamen. Eiser heeft geen andere stukken ter onderbouwing van de gestelde relatie overgelegd.
4.4.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat er geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie maar van een schijnrelatie.
4.5.
Voor zover eiser aanvoert dat verweerder nader onderzoek had moeten doen naar de feitelijke gezinssituatie van eiser en referente, is de rechtbank van oordeel dat de tegenstrijdige verklaringen van eiser en referente al voldoende reden voor twijfel waren aan de oprechtheid van de relatie. Gelet op de bewijslast die bij eiser ligt bestond voor verweerder geen aanleiding om de feitelijke gezinssituatie verder te onderzoeken.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2022.
(de griffier is verhinderd te ondertekenen)
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingewet 2000 (Vw).
2.Richtlijn 2004/38/EG.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2434.