ECLI:NL:RBDHA:2022:9524
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- A.M.H. van der Poort-Schoenmakers
- C.M. van den Berg
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een verblijfsvergunning had aangevraagd. De aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 2 september 2021 buiten behandeling gesteld. Hiertegen heeft de verzoeker bezwaar gemaakt, waarna de Staatssecretaris in een besluit van 26 oktober 2021 het bezwaar ongegrond verklaarde. De verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening werd ingediend hangende het beroep.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft vastgesteld dat er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer is, aangezien het beroep van de verzoeker ongegrond is verklaard. Hierdoor kon het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk worden verklaard. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, wat betekent dat de beslissing van de voorzieningenrechter definitief is.