ECLI:NL:RBDHA:2022:9550
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke schorsing van een ambtenaar
In de zaak met nummer SGR 22/4616 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een ambtenaar aan de Koninklijke Militaire Academie, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de commandant om zijn schorsing voort te zetten. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat hij door de schorsing niet in staat was zijn opleiding te volgen.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat er onvoldoende spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker had erkend dat er acties waren ondernomen door de KMA om de situatie te verhelpen, maar stelde dat deze niet voldoende waren om optimaal onderwijs te kunnen volgen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het niet vaststond dat verzoeker studievertraging zou oplopen en dat er geen onomkeerbare situatie was ontstaan.
Daarom verklaarde de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De stukken die door verweerder waren ingediend onder artikel 8:29 van de Awb zouden door de rechtbank worden teruggezonden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak stond geen hoger beroep of verzet open.