ECLI:NL:RBDHA:2022:9565

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
AWB 20/4990 en AWB 20/5042
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van mvv-aanvragen en schending van de hoorplicht in vreemdelingenzaken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 15 september 2022, zijn eiseressen, een moeder en haar dochter van Syrische afkomst, in beroep gegaan tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Deze besluiten, genomen op 28 mei 2020, verklaarden de bezwaren van eiseressen tegen de weigering van hun mvv-aanvragen kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoorplicht is geschonden, aangezien eiseressen niet zijn gehoord over de bestreden besluiten, wat in strijd is met artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat de verweerder een belangenafweging had moeten maken, waarbij de persoonlijke en emotionele banden tussen eiseressen en hun referente, die hen in Nederland ondersteunt, in overweging genomen hadden moeten worden. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en verplicht de staatssecretaris om opnieuw te beslissen op de aanvragen van eiseressen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens worden de proceskosten van eiseressen vergoed, vastgesteld op € 1.518.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 20/4990 en AWB 20/5042

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], V-nummer: [nummer], eiseres I

[naam 2], V-nummer: [nummer], eiseres II
hierna tezamen: eiseressen
(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 28 mei 2020 (bestreden besluit I en II, hierna tezamen: bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eiseressen tegen de weigering om aan hen mvv’s [1] te verlenen kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseressen hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De behandeling van de beroepen is tweemaal aangehouden ter zitting, op 24 februari 2021 en 15 juli 2021.
De inhoudelijke behandeling van de beroepen heeft plaatsgevonden op 20 juli 2022. Eiseressen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Tevens zijn verschenen [naam 3], referente, en G.M.A. Al-Harbia, tolk. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseressen zijn geboren op [geboortedatum 1] 1963 respectievelijk [geboortedatum 2] 2004 en hebben de Syrische nationaliteit. Eiseres I is de moeder van eiseres II en referente. Ten behoeve van het verblijf van eiseressen in Nederland heeft referente op 26 oktober 2016 voor hen mvv’s voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ aangevraagd. Deze aanvragen zijn bij twee afzonderlijke besluiten van 22 augustus 2017 (primair besluit I en II, tezamen: primaire besluiten) afgewezen. Het tegen de primaire besluiten gemaakte bezwaar heeft verweerder bij twee afzonderlijke besluiten van 14 september 2018 (besluiten I en II van 14 september 2018) kennelijk ongegrond verklaard. Nadat eiseressen daartegen beroep hadden ingesteld, heeft verweerder op 26 augustus 2019 de besluiten van 14 september 2018 ingetrokken.
2. Bij de bestreden besluiten van 28 mei 2020 heeft verweerder het bezwaar tegen de primaire besluiten (van 22 augustus 2017) wederom kennelijk ongegrond verklaard. Verweerder heeft overwogen dat de identiteit van eiseressen en de familierechtelijke relatie met referente aangetoond zijn. Ten aanzien van eiseres I heeft verweerder overwogen dat geen sprake is van
more than the normal emotional tiesmet referente. Ten aanzien van eiseres II heeft verweerder overwogen dat geen sprake is van hechte persoonlijke banden met referente. Er bestaat daarom geen familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM [2] tussen eiseressen en referente. Aan een belangenafweging komt verweerder om die reden niet toe.
3. Eiseressen kunnen zich niet verenigen met de bestreden besluiten en voeren daartegen het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte afgezien van het horen in bezwaar. De bestreden besluiten heeft verweerder uitgebreider gemotiveerd dan de primaire besluiten en de ingetrokken besluiten van 14 september 2018. Ten aanzien van eiseres II heeft verweerder verder een andere afwijzingsgrond gehanteerd. Doordat eiseressen hier niet op hebben kunnen reageren voorafgaand aan de bestreden besluiten, is het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. Ter zitting hebben eiseressen in dat kader een beroep gedaan op de uitspraak van de Afdeling [3] van 6 juli 2022. [4] Daarnaast heeft verweerder ten onrechte geconcludeerd dat tussen referente en eiseres I geen sprake is van
more than the normal emotional tiesen tussen referente en eiseres II geen sprake is van hechte persoonlijke banden. Referente heeft tot aan haar vertrek uit Syrië altijd samengewoond met eiseressen. De echtgenoot respectievelijk vader van eiseressen is overleden in 2014. Eiseressen zijn beide ziek en voor hun zorg afhankelijk van referente. Zij hebben in Syrië geen andere familieleden die de zorg voor hen op zich kunnen nemen. Verder zijn eiseressen afhankelijk van referente vanwege hun leeftijd en de veiligheidssituatie in Syrië. Het gezinsleven tussen eiseressen en referente kan niet worden uitgeoefend in Syrië, nu referente dat land is ontvlucht en in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel. Tot slot hebben eiseressen ter zitting een beroep gedaan op de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022 over de te verrichten belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM. [5]
De rechtbank oordeelt als volgt.
Griffierecht
4. Eiseressen hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling bij brief van 23 juli 2020 voorlopig toegewezen. Met het door eiseressen overgelegde formulier hebben zij voldoende aannemelijk gemaakt dat zij voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt daarom toegewezen.
Hoorplicht
5. Anders dan eiseressen menen, heeft verweerder geen andere afwijzingsgrond ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit II dan in de eerdere besluiten ten aanzien van eiseres II. Dat verweerder in het primaire besluit II en besluit II van 14 september 2018 heeft getoetst of sprake is van
more than the normal emotional tiesen in het bestreden besluit II heeft getoetst of sprake is van hechte persoonlijke banden, maakt niet dat de afwijzingsgrond is gewijzigd. Immers is aan alle besluiten de afwijzingsgrond ten grondslag gelegd dat geen sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Slechts de invulling van die afwijzingsgrond is gewijzigd, waarbij wordt opgemerkt dat verweerder zich daarbij steeds op dezelfde feiten en omstandigheden heeft gebaseerd om tot de conclusie te komen dat geen sprake is van beschermenswaardig familie- of gezinsleven. De beroepsgrond dat verweerder wegens het wijzigen van de afwijzingsgrond eiseressen had moeten horen, slaagt dan ook niet. Hierna zal de rechtbank beoordelen of er andere feiten en/of omstandigheden zijn die voor verweerder aanleiding had moeten geven om eiseressen en/of referente te horen.
6. De Afdeling heeft in de uitspraak van 6 juli 2022 geoordeeld dat verweerder vaker vreemdelingen zal moeten horen als zij bezwaar maken tegen een besluit. Het uitgangspunt is dat een vreemdeling in bezwaar moet worden gehoord en dit geldt te meer in zaken waarin artikel 8 van het EVRM een rol speelt. Indien onduidelijkheid bestaat over het feitencomplex of niet alle relevante informatie is overgelegd door de vreemdeling, komt bijzonder belang toe aan het uitgangspunt dat een vreemdeling wordt gehoord. Ook in de situatie dat het feitencomplex wel compleet is, dient verweerder terughoudender om te gaan met uitzonderingen op de hoorplicht. Of verweerder in een dergelijk geval af kan zien van het horen in bezwaar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
7. Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022 voeren eiseressen terecht aan dat de hoorplicht is geschonden. Daarbij is allereerst van belang dat sprake is van mvv-aanvragen op grond van artikel 8 van het EVRM en dat daarom het uitgangspunt dat eiseressen gehoord moeten worden eens te meer geldt. Verder is van belang dat verweerder heeft overwogen dat bewijsstukken ontbreken van de financiële steun van referente aan eiseressen en de gestelde afhankelijkheid. Ook heeft verweerder overwogen dat uit de door eiseressen overgelegde medische verklaringen onvoldoende informatie blijkt over de door hen benodigde zorg. Tijdens een hoorzitting had verweerder eiseressen en/of referente hierover kunnen bevragen om de ontbrekende informatie boven tafel te krijgen. Daarnaast is van belang dat eiseressen in bezwaar expliciet hebben verzocht om een hoorzitting. Gelet op deze omstandigheden tezamen heeft verweerder ten onrechte geen aanleiding gezien om eiseressen en/of referente te horen en de uitkomsten hiervan te betrekken bij de beoordeling of sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
8. Nu de hoorplicht is geschonden, is het beroep reeds om die reden gegrond.
Belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM
9. Uit de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022 volgt dat verweerder, anders dan voorheen, bij een beroep op artikel 8 van het EVRM niet mag volstaan met de vaststelling of al dan niet beschermenswaardig gezinsleven bestaat, maar dat altijd een belangenafweging moet worden verricht. De Afdeling heeft daarbij overwogen, dat het antwoord op de vraag of tussen de vreemdeling en referent
more than the normal emotional tiesbestaan, deel uitmaakt van die belangenafweging, maar niet zonder meer doorslaggevend is voor de uitkomst van de belangenafweging.
10. Eiseressen voeren gelet op het bovenstaande terecht aan dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging heeft verricht. Het besluit bevat daarom ook op dit punt een gebrek. Verweerder zal in nieuwe besluiten op het door eiseressen gemaakte bezwaar een belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM moeten verrichten op basis van alle feiten en omstandigheden van het geval. Zoals blijkt uit wat hiervoor onder 7 en 8 is overwogen, zal verweerder eiseressen en/of referente moeten horen om meer informatie over de feiten en omstandigheden te krijgen.
Conclusie
11. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten wegens strijd met artikelen 3:2, 7:2 en 7:12 van de Awb. [6] De rechtbank ziet geen mogelijkheden om het geschil finaal te beslechten, omdat verweerder eerst een hoorzitting zal moeten houden en het aan verweerder is om een belangenafweging te verrichten. Verweerder wordt daarom opgedragen om opnieuw op het bezwaar van eiseressen te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseressen gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb [7] vast op € 1.518 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1). De rechtbank gaat daarbij ervan uit dat sprake is van twee samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Bpb.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- bepaalt dat verweerder nieuwe besluiten neemt op de aanvragen van eiseressen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van € 1.518 (
duizendvijfhonderdachttien euro)te betalen aan eiseressen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, op 15 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Machtigingen tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Algemene wet bestuursrecht.
7.Besluit proceskosten bestuursrecht.