ECLI:NL:RBDHA:2022:9644

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4474
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet met betrekking tot de zorg voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 september 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een woningsluiting op basis van de Opiumwet. Verzoeker, die met zijn drie dochters in de woning verblijft, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Delft om de woning voor zes maanden te sluiten vanwege de aangetroffen drugs. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten, maar dat de sluiting alleen kan plaatsvinden als er een geschikte opvanglocatie voor de kinderen beschikbaar is binnen de gemeente Delft. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de belangen van de minderjarige kinderen zwaar wegen en dat het van groot belang is dat zij in een stabiele omgeving kunnen blijven, waar zij therapie kunnen volgen. De voorzieningenrechter heeft het primaire besluit geschorst totdat verweerder zich ervan heeft verzekerd dat er een geschikte opvanglocatie voor de kinderen beschikbaar is. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4474
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 september 2022 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. J.A. Hoste),
tegen

de burgemeester van Delft, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Mohamed).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting Vestia, te Rotterdam
(gemachtigde: J. Lusse).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat de woning van verzoeker voor de duur van zes maanden moet worden gesloten.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de werking van het besluit opgeschort totdat uitspraak is gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2022. Verzoeker was met zijn gemachtigde aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij was niet aanwezig.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2. In de woning van verzoeker, waar hij woont met zijn drie dochters, is drugs aangetroffen. Verweerder heeft bepaald dat de woning [1] moet worden gesloten voor de duur van zes maanden.
Wat heeft verweerder beslist?
3. In de woning is volgens verweerder een handelshoeveelheid harddrugs aangetroffen. Gelet op de overige aangetroffen middelen en attributen die ook in de kelderbox zijn aangetroffen en de politieregistraties is volgens verweerder niet aannemelijk dat de aangetroffen hoeveelheid drugs niet voor de verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig is. Volgens verweerder is sprake van een ernstig geval. Vanwege de aangetroffen drugs mag worden aangenomen dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Daarnaast was sprake van overlast en een feitelijke loop naar het pand. Ook ligt de woning in een zogenaamde aandachtsbuurt. Verweerder heeft zich door Jeugdbescherming West en team Jeugd van Delft Support laten informeren over het welzijn van de drie minderjarige kinderen. De kinderen zijn volgens de jeugdbeschermer gebaat bij een stabiele omgeving waar zij therapie kunnen volgen. Verweerder meent dat het bij zal dragen aan de veiligheid van de kinderen als zij (al dan niet samen met verzoeker) uit de woning vertrekken en zich ergens anders vestigen en vanuit daar therapie kunnen volgen. Gebleken is dat verzoeker een netwerk heeft waar de kinderen eerder hebben verbleven en ze hebben een moeder met een woning in [plaats 1]. Ook is gezinsopvang mogelijk in [plaats 2].
Wat vindt verzoeker?
4. Volgens verzoeker is geen sprake van een ernstig geval en is de sluiting van zes maanden disproportioneel en niet noodzakelijk. Verweerder had kunnen volstaan met een lichtere maatregel, zoals een waarschuwing. Uit het besluit blijkt onvoldoende dat de gemeente de persoonlijke omstandigheden heeft meegewogen. Het sociale leven van de dochters van verzoeker speelt zich af in de omgeving van de woning. Het is onjuist dat er een netwerk is waar de kinderen zouden kunnen verblijven. De moeder van de kinderen is geen optie. De kinderen verblijven juist bij verzoeker omdat hun moeder de zorg niet aankan. De meerderjarige dochter van verzoeker kan de kinderen ook niet bij haar laten wonen, want zij heeft een baby en de woning is te klein. Daarbij wonen zowel de moeder als de oudste dochter niet in Delft. De hulpverlening is gespecialiseerd in het inschatten van de veiligheidsrisico’s voor de kinderen en is van mening dat een sluiting van de woning tot een voor de kinderen onveilige en instabiele situatie zal leiden.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
Bevoegdheid
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker inmiddels is veroordeeld voor het handelen in drugs en een gevangenisstraf van 120 dagen heeft gekregen, waarvan 17 onvoorwaardelijk en de rest voorwaardelijk, en een taakstraf. Verzoeker betwist niet meer dat verweerder bevoegd is om de woning te sluiten.
4. Ter beoordeling staat vervolgens of de burgemeester in redelijkheid van de bevoegdheid tot sluiten gebruik kan maken. In dat verband moet in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. In dat verband is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. In de tweede plaats moet worden beoordeeld of de sluiting evenredig is. Hierbij moeten onder meer de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting in aanmerking worden genomen. Dit is overwogen in een overzichtsuitspraak van de hoogste bestuursrechter. [2]
Noodzaak
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de noodzaak om de woning te sluiten groot is. Weliswaar is niet gebleken dat een groot aantal bezoekers drugs kwam kopen, maar er is vanuit huis gehandeld. Daardoor is de woning bekend in het drugscircuit als een adres waar drugs te halen is. Ook was sprake van overlast. Verder is van belang dat de woning in een zogenaamde aandachtsbuurt ligt. Verweerder kan zich daarom op standpunt stellen dat sprake is van een ernstig geval [3] , waarvoor een sluiting van zes maanden noodzakelijk is. Hiermee wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de loop naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken.
Evenredigheid
6. De voorzieningenrechter stelt voorop dat, hoewel verweerder terecht stelt dat de aanwezigheid van minderjarige kinderen op zich niet voldoende is om af te zien van een woningsluiting, de belangen van de kinderen van verzoeker zwaar wegen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de kinderen van verzoeker jong zijn en al veel hebben meegemaakt, waardoor zij extra kwetsbaar zijn. Het is daarom van groot belang dat de kinderen, eventueel met verzoeker, zes maanden kunnen worden opgevangen op een geschikte plek in Delft zodat de kinderen naar hun eigen school kunnen blijven gaan. De voorzieningenrechter volgt verweerder niet in het standpunt dat er een plek is voor de kinderen in het netwerk van verzoeker. Weliswaar heeft verzoeker ook een eigen verantwoordelijkheid in het vinden van vervangende woonruimte, maar verzoeker heeft voldoende onderbouwd dat zowel voor de zus als de moeder van de kinderen geldt dat er bezwaren zijn tegen de opvang van de kinderen voor zes maanden. Dit blijkt ook uit de notulen van het netwerkberaad die verweerder heeft overgelegd. Bovendien wonen deze familieleden niet in Delft, terwijl het voor de kinderen van belang is om naar hun eigen school te kunnen blijven gaan en hun sociale leven daar te kunnen voortzetten. Ook is de hulpverlening in Delft opgezet en volgen de kinderen daar therapie. Het is in het belang van de kinderen dat zij door de hulpverleners die nu bij het gezin betrokken zijn verder kunnen worden begeleid. Onder deze omstandigheden is de sluiting naar het oordeel van de voorzieningenrechter alleen evenredig als er een geschikte opvanglocatie binnen de gemeente Delft beschikbaar is. Uit de notulen van het netwerkberaad blijkt ook dat de hulpverleners problemen voorzien in het geval er geen geschikte opvang voor de kinderen is. Ter zitting heeft verweerder geen garantie kunnen geven dat er een geschikte opvanglocatie voor de kinderen beschikbaar is. Verweerder heeft ook geen navraag gedaan kort voor de zitting of er op de gezinslocatie van de daklozen opvang ruimte is om de kinderen op te vangen. De enkele omstandigheid dat er al een multidisciplinair team bij het gezin is betrokken is niet voldoende, van tevoren moet duidelijk zijn dat daadwerkelijk een plek beschikbaar is voor de kinderen. Uit de notulen van het netwerkberaad blijkt niet dat het feit dat het team bij het gezin betrokken is een garantie geeft voor een geschikte opvanglocatie.
7. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om het verzoek toe te wijzen en de voorlopige voorziening te treffen dat de woning pas gesloten mag worden op het moment dat verweerder zich ervan heeft verzekerd dat er plek is op een geschikte opvanglocatie binnen de gemeente Delft. De voorzieningenrechter schorst het primaire besluit in zoverre. Als verweerder op het bezwaar beslist voordat aan deze voorwaarde is voldaan, geldt de schorsing tot twee weken na de beslissing op bezwaar.
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
9. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het primaire besluit totdat ofwel verweerder zich ervan heeft verzekerd dat voor de kinderen van verzoeker een geschikte opvanglocatie binnen de gemeente Delft beschikbaar is, dan wel uiterlijk tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.518,- te betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr, M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
2.Uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 (hierna: de overzichtsuitspraak).
3.Als bedoeld in de Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13B Opiumwet Delft.