ECLI:NL:RBDHA:2022:9686

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
NL22.17829
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Togolese nationaliteit heeft. Eiser was in bewaring gesteld op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000, omdat hij betrokken was bij een terugkeerprocedure. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat de maatregel van bewaring oplegde. Tijdens de procedure heeft eiser aangegeven dat hij familie in Frankrijk heeft en daar graag heen wil, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheid niet voldoende was om een lichter middel te rechtvaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de niet betwiste zware gronden voor de maatregel van bewaring voldoende waren om het risico op onttrekking aan het toezicht te onderbouwen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17829

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Bij besluit van 6 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Op 12 september 2022 heeft eiser de gronden van het beroep ingediend. Op 13 september 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Op 14 september 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Togolese nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat bewaring noodzakelijk is, omdat eiser in bewaring werd gehouden in het kader van een terugkeerprocedure op grond van de Terugkeerrichtlijn, eiser al de mogelijkheid van toegang tot de asielprocedure heeft gehad en op redelijke gronden aangenomen kan worden dat de asielaanvraag van eiser louter is ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen (sub c). Bovendien vindt verweerder de maatregel van bewaring noodzakelijk met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van een aanvraag voor een verblijfsvergunning en wegens het risico op onttrekking aan het toezicht (sub b).
3. Verweerder heeft als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a: Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging
daartoe heeft gedaan;
3b: zich in strijd met de vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op
vreemdelingen heeft onttrokken;
3c: eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de
plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de
daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d: niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn/haar identiteit en
nationaliteit;
3i: heeft te kennen gegeven dat hij/zij geen gevolg zal geven aan zijn/haar verplichting tot
terugkeer.
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4c: geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d: niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. In zijn verweerschrift heeft verweerder de zware grond 3d laten vallen, zodat deze niet langer aan de maatregel van bewaring ten grondslag ligt.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser slechts zware grond 3i heeft betwist. De niet betwiste zware gronden 3a, 3b, 3c in samenhang met de lichte gronden 4c en 4d zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen, waarmee het risico op onttrekking aan het toezicht reeds is gegeven. De stelling van eiser dat de maatregel van bewaring niet noodzakelijk is, omdat de overgebleven gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet kunnen leiden tot onttrekkingsgevaar aan de asielprocedure, volgt de rechtbank dan ook niet.
Lichter middel
6. Eiser voert aan dat hij in het gehoor heeft meegedeeld dat hij familie in Frankrijk heeft en dat hij daar graag heen wil. In de maatregel is niet kenbaar gemotiveerd waarom deze omstandigheid moet maken dat een lichter middel niet opgelegd wordt.
7. De rechtbank volgt verweerder in zijn in het verweerschrift ingenomen standpunt dat niet valt in te zien hoe de omstandigheid dat eiser familie in Frankrijk heeft eraan kan bijdragen dat eiser zich beschikbaar houdt voor de behandeling van zijn asielaanvraag in Nederland en in voorkomend geval het daarop volgend vertrek naar zijn land van herkomst. De rechtbank betrekt hierbij dat eiser die relevantie ook niet nader heeft geconcretiseerd in de gronden van beroep. Daarbij komt dat eiser in zijn gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling op de vraag ‘Welke redenen kunt u mij geven om u niet in vreemdelingenbewaring te stellen?’ heeft geantwoord: ‘Ik heb familie in Frankrijk en ik zou graag naar hun toe willen’.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vb.
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.