ECLI:NL:RBDHA:2022:9691
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Grensweigering en rechtsgeldigheid van toegangsweigering in vreemdelingenzaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 16 juni 2022, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiseres behandeld tegen een grensweigering die door de Koninklijke Marechaussee (KMar) is opgelegd. De KMar heeft op 23 september 2021 besloten dat eiseres geen toegang krijgt tot het Schengengebied, omdat zij niet voldoet aan de voorwaarden voor toegang en verblijf, en haar visum is ingetrokken. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft dit besluit op 16 november 2021 gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 21 april 2022 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiseres als verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiseres betoogt dat verweerder ten onrechte op het administratief beroep heeft beslist zonder eerst het bezwaar tegen de intrekking van het visum te behandelen. De rechtbank stelt vast dat er geen rechtsregel is die vereist dat eerst in de visumzaak moet worden beslist voordat op het administratief beroep wordt beslist. Eiseres verzoekt om aanhouding van de procedure, maar dit verzoek wordt afgewezen.
Daarnaast voert eiseres aan dat de toegangsweigering niet rechtsgeldig is, omdat deze niet in het register is geplaatst en er geen inreisstempel met zwart kruis in haar paspoort is gezet. De rechtbank oordeelt echter dat het gebruikte formulier inhoudelijk niet afwijkt van het standaardformulier en dat registratie geen vereiste is voor de geldigheid van de toegangsweigering. De rechtbank concludeert dat de toegangsweigering rechtsgeldig is en dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt. Ook de stelling dat de hoorplicht is geschonden, wordt verworpen, omdat eiseres in de gelegenheid is gesteld haar standpunt naar voren te brengen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.