Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Egyptische nationaliteit te bezitten.
2. Eiser is Nederland ingereisd op basis van een visum geldig van 31 mei 2019 tot 13 september 2019. Op 20 december 2019 heeft hij asiel aangevraagd.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij na het vervullen van zijn militaire dienstplicht heeft geweigerd gehoor te geven aan oproepen voor reservistendienst en dat hij daarvoor in 2019 is veroordeeld. Eiser heeft verklaard dat hij in de laatste twee maanden van zijn dienst problemen heeft gekregen met een commandant. Eiser heeft tijdens een informeel gesprek met deze commandant kritiek op het leger geuit. De commandant heeft daarna onderzoek naar eiser gedaan, waarbij deze erachter is gekomen dat eiser gedurende zijn militaire dienst niet aan gevechtsacties heeft deelgenomen. Eiser heeft verklaard dat de commandant hem daarvoor een gevangenisstraf van 30 dagen heeft gegeven en dat hij die straf heeft uitgezeten. Na de dienst heeft de commandant eiser gezegd dat hij hem vaak zou laten oproepen voor gevechtsacties als reservist. Eiser heeft verklaard dat hij na zijn afzwaaien ook oproepingen heeft gekregen voor reservistendienst en dat hij een gevangenisstraf heeft gekregen omdat hij geen gehoor heeft gegeven aan deze oproepingen.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.Verweerder vindt dat eiser geen vervolging te vrezen heeft en dat hij geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Egypte. Verweerder heeft weliswaar geloofwaardig geacht dat eiser zijn militaire dienstplicht heeft vervuld van 6 juli 2015 tot 1 september 2017, maar de bedreiging door de commandant en de gevangenisstraf voor het weigeren van de oproep voor reservistendienst heeft verweerder ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft daartoe overwogen dat eiser tegenstrijdige, vage, summiere en bevreemdende verklaringen heeft afgelegd. Ook werpt verweerder tegen dat eiser zich niet onverwijld heeft gemeld na zijn binnenkomst in Nederland.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiser stelt dat op zijn minst twijfel mogelijk is over de vraag of hij ten tijde van zijn vlucht uit Egypte een gegronde vrees voor vervolging had. Eiser ontkent de geconstateerde tegenstrijdigheden niet, maar wijst erop dat uit het rapport van nader gehoor bij herhaling blijkt van misverstanden tussen hem en de hoorambtenaar. Deze misverstanden zijn mogelijk te verklaren door zijn vergeetachtigheid en nonchalante houding.
Eiser heeft in beroep een brief overgelegd die eisers vader uit het militair archief zou hebben verkregen. Uit de bijgevoegde vertaling blijkt dat de ongedateerde brief afkomstig is van de Staf van het Derde Veldleger – Dienst organisatie en bestuur – Afdeling dienstvervulling. In de brief staat dat eiser is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met dwangarbeid wegens het geen gehoor geven aan de oproep, en dat dit vonnis direct ten uitvoer moet worden gelegd.
Eiser heeft tot slot een beroep gedaan op artikel 3 van het EVRM.Eiser stelt dat onmenselijke behandeling dreigt als hij wordt teruggestuurd naar Egypte, nu hij is veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf met dwangarbeid. Eiser heeft daarbij een brief van VluchtelingenWerk Nederland van 15 juni 2021 overgelegd waarin, met verwijzing naar landeninformatie uit meerdere bronnen, wordt gerapporteerd over gevangenisomstandigheden in Egypte.
5. Verweerder heeft de door eiser ingebrachte brief uit het militair archief op echtheid laten onderzoeken. Het Bureau Documenten heeft op 9 juni 2022 een verklaring van onderzoek afgegeven, waarin is geconcludeerd dat, gelet op het ontbreken van voldoende, betrouwbaar vergelijkingsmateriaal, voor wat betreft de echtheid van het document geen uitspraak kan worden gedaan. Ook ten aanzien van de opmaak en afgifte van het document heeft het Bureau Documenten geconcludeerd dat daarover geen uitspraak kan worden gedaan en ook kon niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is.
Verweerder heeft, mede op basis daarvan, geconcludeerd dat niet van het document kan worden uitgegaan, omdat sprake is van meerdere vage en tegenstrijdige verklaringen van eiser zelf en dat het document bovendien verder afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de ongeloofwaardig geachte relevante elementen.
6. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat hij eisers wisselende verklaringen over de duur van de gestelde gevangenisstraf waarvoor hij in 2019 zou zijn veroordeeld, bij nader inzien niet aan eiser tegenwerpt, maar dat dit het bestreden besluit niet anders maakt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. De rechtbank stelt vast dat de beroepsgronden van eiser voor een belangrijk deel zijn gericht tegen de zorgvuldigheid van de door verweerder gevolgde procedure. Naast de daarover schriftelijk aangevoerde beroepsgronden, heeft de gemachtigde van eiser ter zitting nog opgemerkt dat het niet zorgvuldig was van verweerder om het nader gehoor in twee dagen te laten plaatsvinden door twee onervaren medewerkers van de Taskforce, aangezien het lastig is om eiser te horen vanwege zijn onduidelijke en onsamenhangende manier van praten.
8. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Uit het rapport nader gehoor blijkt dat het gehoor op twee data onder begeleiding heeft plaatsgevonden en met behulp van een registertolk niveau 1 Arabisch (Egyptisch). Op beide data werd de hoormedewerker begeleid door een andere medewerker van de IND. Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat de begeleidende medewerkers zeer ervaren hoormedewerkers zijn. Bij aanvang van het nader gehoor is eiser erop gewezen dat hij in vrijheid kan spreken, en dat het belangrijk is dat hij de waarheid spreekt en volledig dient te antwoorden op de vragen die worden gesteld. Daarbij is eiser er ook op gewezen dat zijn aanvraag kan worden afgewezen, als blijkt dat hij niet de waarheid heeft gesproken of hij belangrijke informatie heeft achtergehouden. Het rapport geeft er geen blijk van dat vragen door eiser niet goed zijn begrepen of dat vragen van de hoormedewerkers onbeantwoord zijn gebleven. Uit het rapport nader gehoor blijkt inderdaad dat de communicatie stroef verliep, en de hoormedewerkers hebben zorgvuldig gehandeld door hiervan melding te maken in het rapport. Echter is niet gebleken dat communicatie met eiser onmogelijk was, of zo lastig was dat om die reden geen waarde kan worden gehecht aan de door eiser afgelegde verklaringen. De rechtbank stelt vast dat de beantwoording door eiser over het algemeen aansluit op de vragen die door de hoormedewerkers zijn gesteld. Op de momenten dat eiser niet direct de vraag beantwoordde, is eiser door de hoormedewerkers daarop gewezen, waarna het antwoord op de vraag alsnog is gegeven. Op beide dagen van het nader gehoor heeft eiser de vraag, of hij de tolk goed heeft kunnen begrijpen en goed heeft verstaan, bevestigend beantwoord.
9. Eiser heeft na het uitbrengen van het voornemen, op 14 juni 2021, tegelijk met het indienen van de zienswijze, correcties en aanvullingen op het rapport van nader gehoor ingebracht. Verweerder heeft daarover in het bestreden besluit terecht opgemerkt dat de mogelijkheid tot het indienen van correcties en aanvullingen nadrukkelijk niet is bedoeld om in een later stadium, na het uitbrengen van het voornemen, verklaringen naar wens aan te passen.
10. Dat betekent dat verweerder voor zijn besluitvorming heeft mogen afgaan op de verklaringen die eiser bij het nader gehoor heeft afgelegd, zoals deze in het rapport nader gehoor zijn vastgelegd.
Geloofwaardigheid
11. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de periode na zijn gevangenisstraf van 30 dagen. Tijdens het nader gehoor heeft eiser enerzijds verklaarddat hij na deze gevangenisstraf nog naar de controlepost op de Halalberg is gestuurd om deel te nemen aan gevechten en invallen. Anderzijds heeft hij verklaard dat hij na zijn gevangenisstraf nog maar een paar dagen te gaan had voordat hij klaar was met zijn verplichte dienst en dat hij die laatste dagen nog vieze klusjes moest doen voor de commandant.Dit is een grote tegenstrijdigheid, die naar het oordeel van de rechtbank niet kan verklaard door vergeetachtigheid of nonchalance. Ook kan uit het rapport nader gehoor niet worden afgeleid, zoals hiervoor ook al in algemene zin is overwogen, dat er bij deze verklaringen sprake was van miscommunicatie tussen eiser en de hoormedewerkers.
Verweerder heeft deze tegenstrijdigheid daarom terecht aan eiser tegengeworpen.
12. Verweerder heeft het verder bevreemdend mogen vinden dat eiser kritiek heeft geuit over het leger tegen een meerdere van dat leger. Verweerder heeft terecht voorondersteld dat in het algemeen kan worden gesteld dat het uiten van kritiek in dergelijke situaties risico’s met zich brengt. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder heeft miskend dat hij de commandant op het moment waarop hij de kritiek uitte wel al kende. De rechtbank leidt uit het rapport nader gehooraf dat eiser op enig moment kennis heeft gemaakt met deze (tweede) commandant, dat deze hoorde dat eiser een winkel had, dat hij toen vroeg of eiser een paar brillen kon regelen voor zijn vrouw en kinderen en dat eiser daarop een paar dagen vrij heeft gekregen. Toen eiser terug kwam met de brillen is eiser volgens zijn verklaring in gesprek geraakt met de commandant over van alles, en in dat gesprek heeft hij ook de kritiek op het leger geuit. Verweerder mocht in het bestreden besluit dus wel degelijk aannemen dat eiser de commandant niet of nauwelijks kende op het moment waarop hij de kritiek op het leger uitte. In elk geval kan uit de verklaringen van eiser niet worden afgeleid dat sprake was van een vertrouwensband tussen beiden waarin de kritiek op het leger zonder risico kon worden geuit. Verweerder heeft in het argument van eiser, dat hij vanwege zijn relaxte houding nooit bij de risico’s heeft stilgestaan en dat hij gewend was om met omkoping alles te kunnen regelen, niet ten onrechte geen plausibele verklaring gezien voor het risico dat hij heeft genomen.
13. Verweerder heeft ook niet ten onrechte vraagtekens gesteld bij de tijdlijn die eiser heeft geschetst met betrekking tot de gestelde veroordeling wegens het niet gehoor geven aan de oproep voor reservistendienst. Verweerder heeft in het bestreden besluit vooropgesteld dat er geen ambtsbericht bestaat over de militaire dienstplicht en de reservistendienstplicht in Egypte en dat daarom meer waarde moet worden gehecht aan de door eiser afgelegde verklaringen en ingebrachte documenten. Verweerder heeft in zijn voornemen de door eiser geschetste tijdlijn uiteengezet. Eiser zou in november 2019 zijn opgeroepen voor reservistendienst. Eiser heeft een oproep van 10 november 2019 overgelegd. In de door eiser overgelegde Affidavit of Support staat dat eiser zich op 24 november 2019 had moeten melden. De reactie op de weigering om gehoor te geven aan die oproep was volgens eiser dat hij een eerste en een tweede waarschuwing kreeg. Eiser heeft verder verklaard dat hij te horen heeft gekregen dat hij veroordeeld was voordat hij zich had gemeld voor asiel op 19 december 2019. In de door eiser overgelegde brief uit het militair archief is ook vermeld dat de veroordeling betreft het niet verschijnen van een opgeroepen soldaat in de periode 10 november 2019 tot 24 november 2019. Eisers verklaringen volgend, zou dat betekenen dat er in minder dan drie weken tijd een oproep, twee waarschuwingen en een uitnodiging voor een rechtbankzitting zouden zijn gevolgd. Verweerder heeft het naar het oordeel van de rechtbank bevreemdend mogen vinden dat de veroordeling in zo’n kort tijdsbestek heeft plaatsgevonden.
14. Verweerder heeft in de door eiser in beroep ingebrachte brief uit het militair archief geen reden hoeven zien om de gestelde veroordeling wegens het weigeren van de oproep voor reservistendienst alsnog geloofwaardig te achten. De brief neemt namelijk de geconstateerde tegenstrijdigheden en de door verweerder geplaatste vraagtekens bij de door eiser afgelegde verklaringen niet weg. Bovendien is de echtheid van de brief niet komen vast te staan.
15. Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder de relevante elementen ‘bedreiging door commandant’ en ‘gevangenisstraf voor weigeren oproep reservistendienst’ niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
16. In de omstandigheid dat eiser pas asiel heeft aangevraagd na verblijf van een half jaar in Nederland op basis van een Nederlands visum heeft verweerder terecht aanleiding gezien om eiser voor wat betreft de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas op grond van artikel 31, zesde lid, van de Vw niet het voordeel van de twijfel te geven.
17. De rechtbank stelt voorop dat eiser legaal en gecontroleerd op 16 april 2019 zijn land heeft verlaten. Daaruit mocht worden afgeleid dat eiser op dat moment niet in de negatieve belangstelling stond van de Egyptische autoriteiten. Verder wordt verweerder gevolgd in zijn standpunt dat er ook geen reden is om aan te nemen dat eiser bij terugkeer naar Egypte zal worden blootgesteld aan de risico’s die in overgelegde landeninformatie over de gevangenisomstandigheden in Egypte zijn genoemd, aangezien de gestelde bedreiging door de commandant en de later opgelegde gevangenisstraf niet geloofwaardig zijn geacht. De door eiser overgelegde brief van VluchtelingenWerk Nederland is daarom niet relevant voor de beoordeling van het beroep.
18. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond.
19. Het beroep is ongegrond.
20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.